15 DECEMBER 1980
2339
De heer GARRITSENIk wil graag proberen mijn
woorden te verduidelijken. Als ik een vergelijking
maak misschien is het onvergelijkbaar, maar ik
wil het toch doen met de gewone begroting van
het ministerie, waarin taakstellingen zijn opgeno
men, moet ik op grond van de cijfers die ons maan
delijks in de commissie openbare werken keurig wor
den verstrekt tot de conclusie komen, dat die cij
fers niet deugen. De wethouder sprak zoëven weer
over 3000 woningen in de binnenstad, maar wat plan
nen wij, wat bouwen wij bijvoorbeeld op jaarbasis
voor de éénv en tweepersoonshuishoudens, op welke
termijn zal de woningnood enigszins zijn opgelost?
Daarop betrekking hebbende gegevens ontbreken.
Wethouder VAN DUN: Het verschil tussen de mi
nister en deze simpele wethouder is, behalve het
salaris,, ten eerste dat de minister het bouwpro
gramma bijstelt en ten tweede dat hij zelf het in
strumentarium voor het bouwen bepaalt. Alle zegen
komt niet altijd van boven, maar het is nu eenmaal
een feit dat wij in hoge mate van hetgeen van bo
ven komt afhankelijk zijn.
In dezen speelt natuurlijk ook het verschil
in benadering tussen de heer Garritsen en mij een
rol voor zijn benadering heb ik overigens op
zichzelf respect waardoor wij nooit tot over
eenstemming zullen komen. Ik. schijn niet te mogen
zeggen, dat Breda een dieptepunt heeft meegemaakt
door ten eerste een tekort aan bouwgrond en daarna
de klap van de inzakkende bouwmarkt daar overheen.
Dat zijn de redenen waarom wij een aantal plannin
gen niet hebben gehaald, dat is naar het oordeel
van de heer Garritsen niet geloofwaardigmaar het
is helaas wel de realiteit.
Wethouder SANDBERG; In de eerste plaats een
paar korte opmerkingen in de richting van de heer
Eissens. Ik ben bijzonder blij dat ik er in ge
slaagd ben mijn zorg over de kantorensector en
uiteraard over de daarmee samenhangende