2340
15 DECEMBER 1980
werkgelegenheid, zeer specifiek voor een aantal
groepen die het toch al moeilijk hebben op de ar
beidsmarkt, tot de zorg van zijn fractie te maken.
Minder blij ben ik ermee integendeelik
heb er zelfs zorgen over dat ik wat de beste
ding van de BrIM-gelden gelden kennelijk helemaal
niet ben overgekomen zoals ik het bedoelde. De
heer Eissens spreekt nog eens over het in hoge mav
te gebruiken van deze gelden voor het opvangen van
de gevolgen van de werkloosheid. Ik zou de heer
Eissens willen uitnodigen nog eens te kijken naar
de nota sociaal-economisch beleid waarmee de be-
steding van de BrIM-gelden nadrukkelijk verband
houdt. Deze nota is doortrokken van een aantal
voornemens, in de eerste plaats ligt het in het
voornemen het beleid te richten op het voorkomen
van werkloosheid alsmede op de bestrijding daarT-
van. Wanneer ik het nu anders zeg, wanneer ik in
plaats van over voorkomen van werkloosheid over
behoud van bestaande werkgelegenheid spreek, meen
ik te mogen concluderen dat wij in feite praktisch
hetzelfde bedoelen, dat wij het alleen op een an
dere manier zeggen. Het bestrijden van werkloos
heid kan ik vervangen door "het aantrekken van
nieuwe werkgelegenheid", waarmee wij wellicht ook
veel dichter bij elkaar komen. Ik kan het overi
gens nög anders zeggen: het voorkomen van werk
loosheid en het behouden van bestaande werkgelegen
heid kun je onder dezelfde noemer brengen als het
voorkomen van discrepantie op de bestaande ar
beidsmarkt, een discrepantie die nadrukkelijk aan
wezig is en waaromtrent men op de industriemiddag
het een en ander heeft kunnen vernemen. Spreek je
over het bestrijden van de werkloosheid en het
aantrekken van nieuwe werkgelegenheid, dan spreek
je mijns inziens in de richting van acquisitie,
het verzamelen van informatie met betrekking tot
de vraag hoe de werkgelegenheidsbalans er uitziet
en hoe de werkgelegenheid is gedifferentieerd.
Welnu, ik meen te mogen zeggen dat de besteding
van de BrIM-gelden in hoge mate is gericht op het