15 DECEMBER 1980 2345 Wethouder WELSCHEN: Door de heer Eissens zijn aan het begin van zijn verhaal enkele opmerkingen gemaakt over mogelijke meningsverschillen tussen mevrouw Paulussen en mij ten aanzien van bepaalde punten. Nu zijn er tussen mevrouw Paulussen en mij wel eens meningsverschillen, maar niet op de door de heer Eissens gesignaleerde punten; op hoofdlij nen denken wij daarover naar ik aanneem volstrekt gelijk, alhoewel wij daarover recent geen discus sie hebben gehad en ik een en ander tijdens de pauze ook niet heb afgecheckt. Twee dingen zijn mijns inziens heel duidelijk, ten eerste worden de prioriteiten zoals wij die op het ogenblik aan verschillende groepen proberen te geven door ons beiden onderschreven, ten tweede zijn wij met be trekking tot de wijze waarop het v/elzijnswerk en de daarmee verbandhoudende planning plaatsvinden beiden van oordeel dat in het kader van het wel zijnswerk zo langzamerhand bij p.i. èn overheid het gevaar van bureaucratisering ontstaat. Mevrouw Paulussen zal hierop naar ik aanneem ook nog wel ingaan. Erg jammer vind ik het dat van twee kanten, namelijk van de kant van de heer Ten Wolde en de kant van mevrouw Saelman, op een ongelooflijk ne gatieve manier is gereageerd op het door mij in eerste termijn gehouden betoog. Omdat er in eerste termijn aan mijn adres niet zo erg veel vragen wa ren gesteld heb ik geprobeerd iets van de achter gronden en emoties over te brengen waarmee je steeds opnieuw wordt geconfronteerd als je je met de door mij geschetste problematiek bezighoudt en de beschikbare centen dan weer diedan weer deze kant moet opschuiven waardoor je iedereen slechts voor de helft kunt helpen. Als het goed is zijn daarbij twee elementen heel nadrukkelijk naar vo ren gekomen, namelijk in de eerste plaats het ele ment dat op dit moment in de technocratie waarin wij leven en waarin alleen deskundigen, alleen goed-opgeleiden aan de bak komen, waarin slechts een mijns inziens beperkte levensstijl het haalt

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 2345