2352
15 DECEMBER 1980
inderdaad een wijze is die wij moeten leren, maar
ik wil hierover met de commissie algemene zaken
in evaluatieve zin graag verder praten.
Voor het stadsgewest geldt in feite hetzelf
de. Het college zet vraagtekens bij de effectivi
teit, de uitbouw en de nieuwe taken van het stads
gewest, maar aangegeven is dat naar ik meen op
5 januari aan de commissie algemene zaken een no
titie zal worden voorgelegd die er een aanzet toe
zal kunnen zijn vanuit Breda eens te evalueren of
wij als centrumgemeente met het stadsgewest al dan
niet op de goede weg zijn.
Mevrouw PAULUSSEN: Van de zijde van de V.V.D.
is bijna een ondersteuningsmotie ter tafel geko
men, wat collega Sandberg een jaloerse opmerking
heeft ontlokt. Door mevrouw Saelman is gezegd, dat
het al laat was en dat het verhaal goed klonk,
terwijl van de kant van het C.D.A. is opgemerkt
dat het een technocratisch verhaal was dat via het
existentialisme van de veertiger jaren tot nihi
lisme leidt, maar er is nog een mogelijke kans op
het voordeel van de twijfel. Welaan, nu begin ikJ
Ten eerste de welzijnsplanning. Ik heb eer
der in deze raad mogen constateren dat opmerkingen
zijn gemaakt over de landelijke opvattingen van de
P.v.d.A. en de V.V.D. met betrekking tot welzijns
beleid en welzijnsplanning. Ten aanzien daarvan
hebben de P.v.d.A.- en de V.V.D.-fractie hun eigen
verantwoordelijkheid, maar ik begrijp dat ik mij
op dit moment in goed gezelschap bevind.
Verschillende fracties maken zich zorgen over
de voortgang met betrekking tot de welzijnsplan
ning. Deze zorg wordt door het college en door de
portefeuillehouder, belast met de coördinatie spe
cifiek welzijn, gedeeld. Ik heb in mijn eerste
antwoord op de algemene beschouwingen -- dit aan
het adres van de heer Eissens niet gesproken
over fundamentele tegenstellingen binnen het col
lege met betrekking tot de welzijnsplanning, ik
heb dat zeer tot onze spijt wel moeten doen ten