16 DECEMBER 1980 2364 bediscussieerd en wij hebben er weinig behoefte aan ze hier alle weer opnieuw op te voeren. Twee punten willen wij hier echter graag even noemen. Ten eerste willen wij even aansluiten op de stelling, die de wethouder in zijn antwoord op de algemene beschouwingen naar voren heeft gebracht, namelijk de stelling dat de aanwezigheid van poli tici in de commissie cultuur mogelijk niet bevor derlijk zou zijn voor het functioneren daarvan. Zo iets prikt even, dat begrijpt ui Politici zouden voortdurend vragen of niet met minder geld kan worden volstaan en als je ze diep in het hart zou kunnen kijken zou je, zo stelde de wethouder, moe ten constateren dat zij zich afvragen of het alle maal wel nodig is. In de eerste plaats moet ik zeggen dat dit van de wethouder een originele ge dachte iswant doorgaans is het de vraag of bur gers wel zitting moeten hebben in de commissie cultuur. De wethouder draait het nu om, maar ik zou graag van hem willen horen wat hem tot deze verzuchting heeft gebracht. Welke discussies of standpuntbepalingen in de commissie of de raad staan hem hierbij voor de geest? De heer Gielen en ik, als politici in de commissie cultuur, herken nen ons hierin niet. Het moet duidelijk zijn dat het belang van de portefeuille cultuur voor een partij, die niet bij brood alleen tracht te leven, evident is. Ten tweede wil ik een ander onderwerp aan de orde stellen, de regionale omroep West-Brabant. Onze fractie ziet duidelijke voordelen in het op richten van een dergelijke omroep, daardoor zullen onder meer mogelijkheden ontstaan tot het verbete ren van de relatie overheid-burger en voorts zal daardoor gelegenheid ontstaan tot het bespreken van en het besteden van aandacht aan allerlei ge beurtenissen op het gebied van de cultuurmaat schappelijk welzijn, sport etc. Het punt is natuur lijk de financiën. Wij willen u vragen hoe u denkt over een startsubsidie van de zijde van de gemeen te en hoe u aankijkt tegen de gehele financiering

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 2364