2367
16 DECEMBER 1980
Beyerd, de andere het beleid met betrekking tot
de kunstzinnige vorming. Wat de Beyerd betreft heb
ik nu weinig naar voren te brengen, wij hebben er
de laatste jaren in de raad diverse malen over ge
praat. Het beleid gaat van hot naar her, de kun
stenaars worden niet goed beluisterd, de communi
catie met hen is slecht en het is ook heel ontac
tisch, zoals ik de vorige maand al heb gezegd, nu
toch weer een directeur te benoemen zonder de com
missie daarbij te betrekken. Kort en goed: in dit
opzicht zijn wij het heel duidelijk niet met de
wethouder eens.
Komend tot de kunstzinnige vorming wil ik
eerst een paar citaten aan u voorleggen, citaten
uit het laatst verschenen maandblad voor welzijn
uit een artikel van de hand van iemand die wel
iets van kunstzinnige vorming weet, namelijk van
Paul Beugels,de directeur van de Nederlandse Stich
ting voor Kunstzinnige Vorming. Ik citeer van hem
het volgende: "Mijn stelling is, wil kunstzinnige
vorming iets betekenen voor mensen, vooral voor
mensen die het sociaal en cultureel slecht getrof
fen hebben, dan zal zij instrument moeten zijn van
een cultuur-politiek die in het knooppunt van
maatschappelijke ontwikkeling en vernieuwing staat
Zeer beknopt gezegd: ik kies voor een cultuur-po
litiek die zich niet eenkennig richt op produktie
en consumptie van kunst als hoogste goed en die
zich toelegt op volksontwikkeling en volksverhef
fing als hoogste heil, maar die zich fundeert in
de alledaagse werkelijkheid van mensen, mensen in
leef-, werk- en woonomstandigheden met hun eigen
problemen en mogelijkheden, hun eigen sociale en
culturele achtergrond, hun eigen kleur en voor
keur, met een recht op werk maar evenzeer een
recht op onderwijs en vorming, een recht op kunst
en informatie." Even verder stelt hij: "Maar ik
doe het bewust om enige afstand te nemen van het
zich steeds verder verengende cultuurbegrip, dat
zich concentreert op kunst, amateuristische kunst
beoefening, kunstzinnige vorming, volkscultuur en