16 DECEMBER 1980 2372 De heer VAN ASSELDONK: Dat is het 'm nu juist! Wanneer u het maar wilt zien kunt u het ook zien, maar het moet u zo overduidelijk gepresenteerd worden De heer OOMENIn het programakkoord staat "Spreiding van activiteiten over wijkcentra, scho len en verenigingen," Alleen over de verenigingen heeft de wethouder in zijn antwoord op de algemene beschouwingen een aantal dagen geleden iets gezegd en ten aanzien daarvan heb ik aangetoond dat wat hij heeft gezegd niet precies klopt. Kunt u mij aantonen in hoeverre spreiding over wijkcentra en scholen heeft plaatsgevonden? Van die spreiding is gewoon geen sprake.' De heer VAN ASSELDONK: Daarvan is wel sprake, ik wijs u op de kunstzinnige vorming waarop uw motie betrekking heeft -- op de scholen voor basis onderwijs. Het gebeurt weliswaar te weinig, zoals ook de wethouder heeft gezegd, maar dat neemt niet weg dat hieraan aandacht wordt besteed. Vanuit de professionele hoek is er de laatste anderhalf jaar nogal wat beweging geweest en dan vooral wanneer het ging om de Beyerd. Door de eeu wen heen zijn het de professionele cultuurmakers geweest, die meenden wending te moeten geven aan bepaalde maatschappelijke opvattingen. Zij zijn daarin vaak meerdere malen geslaagd. Eén ding had den de voorgangers van de huidige kunstenaars voor ze konden t- om het in wielertermen te zeggen afzien. Tegenwoordig ligt het allemaal een beetje anders. De betrokkenheid van de kunstenaars bij het cultuurbeleid van de gemeente Breda strekt in feite niet verder dan de bij de behandeling in het kader van de inspraak veelal geconstateerde "boompjerpleintje-straatje-voor de eigen deur-be trokkenheid" Toch is het een goede zaak ook deze signalen in het besluitvormingsproces mee te nemen. Wij zijn dan ook verheugd dat het college zoveel gesprekken voert met al degenen, die bij het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 2372