2407
16 DECEMBER 1980
vennootschapvorm in het kader van de onderhande
lingen aan de orde komen?
Wethouder BROOIMANS: Ik weet nog niet waar
aan wij in dit opzicht toe zijn, welke onderne
mingsvormen voor ons als mogelijkheid naar voren
zullen komen en welke voor Breda inpasbaar zal
blijken. Voor het kiezen van welke ondernemings
vorm dan ook zullen wij met meerderen moeten zijn,
wij hebben niet alleen rekening te houden met de
gemeente Breda, maar ook met participanten in ca-
su de runder- en varkensgrossiers. Het is uiter
aard de bedoeling met die mensen om de tafel te
gaan zitten om met elkaar te bezien welke moge
lijkheden er in dezen liggen. Ik kan nu onmogelijk
een schot voor de boeg lossen, dat zou mij nu be
paald te ver voeren.
Een heel andere maar ook zeer belangrijke
kwestie is die van de stadsverwarming. Degenen
die destijds deel van de raad uitmaakten weten
hoeveel moeite in het verleden is gedaan om tot
stadsverwarming te komen. Daarvoor hebben wij
vrijwel alle disciplines in huis gehaald, ook het
Centrum voor Energiebesparing. De heer Popma heeft
de gelegenheid gekregen zijn standpunt ter zake
naar voren te brengen en uiteindelijk is na
rijp beraad -- voor de stadsverwarming gekozen
een keuze waarvan wij als college en raad op dit
moment dat meen ik toch wel te mogen zeggen
geen spijt behoeven te hebben. Waarom niet? De
zaak ligt mijns inziens vrij duidelijk. Voortdu
rend wordt geëvalueerd om de stand van zaken te
kunnen beoordelen, het zal echter duidelijk zijn
dat de teruglopende woningbouw de exploitatie
sterk beïnvloedt. In het basisrapport van de KEMA
van 1978 werd een voordelig distributieresultaat
van 11,6 miljoen verondersteld, in 1980 zijn de
uitgangspunten aan de actuele situatie aangepast
en op grond van die aanpassingen werd een voorde
lig resultaat van 57,3 miljoen verwacht. Nadat
echter verschillende varianten op het model 1980
r
/hm**