2415
16 DECEMBER 1980
dat voorschrijft, bij de burgemeester berust, maar
tussen het eerste en het tweede bestaat natuurlijk
een heel duidelijke relatie. De verantwoordelijk
heid in het kader van het opperbevel, zoals het in
de wet wat merkwaardig wordt genoemd, is uiteraard
direct van materiaal en personeel afhankelijk.
Tot nu toe is deze kwestie zoals gezegd niet
of onvoldoende in het college aan de orde geweest,
maar ik wil u graag toezeggen dat het college
hieraan binnen zeer afzienbare tijd alle aandacht
zal schenken. Dit is een zeer serieuze mededeling.
De heer DREEF: Ik zou de wethouder van be
drijven, naar aanleiding van uw betoog, willen
vragen of in de eerstkomende vergadering van de
commissie van bedrijven in januari een standpunt
van het college hieromtrent aan de commissie zal
kunnen worden voorgelegd.
Wethouder BROOIMANS: Ik wil die toezegging
graag doen.
De VOORZITTER: Ik ben het ermee eens, dat wij
die verplichting op ons moeten nemen. Ook na het
geen zich in de novembervergadering heeft voorge<-
daan mag dit naar mijn mening van het college ver
langd worden.
Personeelszaken.
De heer RöMKENS: Gezien het feit dat wij en
kele minuten te laat met deze deelbegroting begin
nen zal ik proberen die minuten in te halen en
zal ik mij tot enkele hoofdpunten beperken, dit
mede gelet op de uitvoerige discussies in de com
missie over een en ander.
In deze tijd van economische recessie met als
effect ernstige gevolgen voor de werkgelegenheid
is een zorgvuldig personeelsbeleid alleszins op
zijn plaats. Een centraal gegeven in dit kader is
de deeltijdarbeid. Naar onze mening dient