16 DECEMBER 1980
2444
opsporingsbevoegdheid. Dat zijn twee totaal ver
schillende zaken en de heer Hendriksen verwart die
met elkaar.
De heer HENDRIKSEN: Mag ik aannemen dat het
voorgaande van de tijd van de V.V.D. af gaat?
De VOORZITTER: Dat denk ik niet.
De heer HENDRIKSENIk wil dan heel snel nog
een andere zin voorlezen die misschien duidelijk
heid zal verschaffen. In het verslag staat name
lijk ook het volgende: "Met betrekking tot de aan
haking stelt de heer Koertshuis dat de verantwoor
delijkheid moet liggen bij de politie."
Voorts wil ik ingaan op de hele welzijnspro-
blematiek, gekoppeld aan het particulier initia
tief. In het verleden hebben wij van de kant van
de Partij van de Arbeid steeds gepleit voor een
communicatieve planning. Daarmee bedoelen wij te
zeggen dat de welzijnsplanning die in Breda zal
worden opgezet in nauwe samenwerking met het par
ticulier initiatief, het oude en het nieuwe, met
de burgerij en met de raad zal moeten worden opge
zet. De Partij van de Arbeid is er blij om dat zij
tijdens deze begrotingsvergaderingen kan constate
ren dat de discussie daarover op gang is gekomen.
Dat is een heel goede zaak, want hoewel deze kwes
tie misschien wat technocratisch en technologisch
op ons overkomt zullen wij er toch aan moeten. Wij
moeten ons daarmee gaan bezighouden in het belang
van de burgerij en de initiatieven van de zijde
van het particulier initiatief. Ik heb de Kamer
verslagen nagelezenmet name om na te gaan hoe de
V.V.D. zich ten aanzien van de welzijnsplanning
heeft opgesteld. Voor mij ligt Kamerverslag nr.
14493, waarin van de kant van de V.V.D.-fractie
het volgende is te lezen: "Met een gevoel van te
leurstelling hadden de leden van de V.V.D.-fractie
geconstateerd dat de regering er toch toe is over
gegaan het primaat van haar particulier initiatief