2451 16 DECEMBER 1980 Hendriksen verschillende zaken in dit verband verwarde. Enerzijds gaat het om de vraag waar het bijzonder onderzoek moet worden ondergebracht, bij de politie of bij de sociale dienst. Inderdaad hebben wij onze voorkeur uitgesproken voor onder brenging bij de politie, maar wij hebben er nooit misverstand over laten bestaan dat wij het bijzon der onderzoek gekoppeld willen zien aan de opspo ringsbevoegdheid. Dit is dus geen nieuwe zaak. Ik meen dat onze motie nauwelijks nadere toelichting behoeft. Wij menen dat met deze motie het belang van de cliënten die een uitkering trekken wordt gediend. Onzes inziens zullen de bonafide uitke- ringtrekkenden hiermee gelukkig zijn. Naar onze mening krijgen in deze samenleving nog te veel uitkeringtrekkenden het etiket van "profiteur" op geplakt; dat gebeurt te vaak ten onrechte. Wij zullen onzes inziens al het mogelijke moeten doen om die mensen daarvan te ontlasten. Tenslotte wil ik ingaan op de andere moties die zijn ingediend. De motie van het C.D.A. over de relatie tussen het particulier initiatief en de overheid hebben wij mede ondertekend. Wij had den daarmee wel wat moeite, omdat wij na het ver haal van mevrouw Paulussen, waarmee wij het volle dig eens waren onze fractievoorzitter heeft haar daarover zelfs een compliment gemaakt een motie eigenlijk overbodig vonden. Vanwege onze huiver en onze argwaan in verband met de begroting van de G.S.D. en enkele ervaringen uit het jongste verleden hebben wij echter toch die motie mede on dertekend. Door D'66 is een amendement ingediend over het sociaal-cultureel werk, terwijl over hetzelfde onderwerp een motie door de Partij van de Arbeid is ingediend. D'66 heeft een dekking aangegeven waarmee wij het niet eens zijn, maar de Partij van de Arbeid heeft nog geen dekkingsmogelijkheid ge noemd. Wij willen het antwoord van het college af wachten alvorens wij ons hierover uitspreken. Wij zijn vervolgens hartstikke tegen het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 2451