2455 16 DECEMBER 1980 Mevrouw STUTTERHEIM-EDELING: Het gaat ons voor wat betreft de Driesprong niet om een opbouw werker maar om een buurtwerker; dat is iets anders. Mevrouw SAELMAN-BOELENNeemt u me niet kwa lijk. Ik heb met belangstelling geluisterd naar het betoog van de heer Van Dongen waar wij helemaal achter kunnen staan. Ik wil nog wel een opmerking maken naar aanleiding van hetgeen hij heeft gezegd over opbouwwerkers en het particulier initiatief. Hij merkte op dat de overheid zo machtig is door dat zij over de financiële middelen beschikt en dat wij daarom het particulier initiatief moeten steunen, opdat de overheid daarop niet te veel macht gaat uitoefenen. Wij menen dat hetzelfde geldt voor de rol van de overheid ten opzichte van huurders waar het gaat om onderhoud, groot onder houd en renovatie van woningen. De overheid kan de huurders daarbij bijna krijgen waar zij hen wil hebben. Wij menen dan ook dat ook op dat vlak de particulieren weerbaarder moeten worden gemaakt met behulp van een bouwtechnisch opbouwwerker. De heer GARRITSEN: In mijn algemene beschou wing heb ik al opgemerkt dat de begroting voor dit onderdeel qua financiële mogelijkheden te beperkt is, met name als je haar vergelijkt met de begro ting voor het onderdeel openbare werken en ruimte lijke ordening. Hiermee wil ik niet stellen dat ik geen prioriteit wil geven aan woningbouw en stadse- vernieuwing. Als je echter van plan bent actief iets te gaan doen op het terrein van de stadsver nieuwing en daarvoor miljoenen uittrekt op de be groting, zal eveneens het sociale aspect moeten worden benadrukt. Daarin voorziet de voor ons lig gende begroting echter niet. Op pagina 11 van het groene boekje zegt het college dat het zich niet heeft laten dwingen tot een keuze voor "of/of" en dat het voor "en/en" heeft gekozen. Ik vraag mij af hoe dit rijmt met

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 2455