16 DECEMBER 1980
2468
Wethouder PAULUSSEN: Het is toch zeker wel
onze bedoeling om daarvan uit te gaan. Ieder vo
geltje zingt nu eenmaal zoals het gebekt is, maar
de heer Garritsen kan heel goed weten dat ook in
de collegestukken daaraan aandacht wordt gegeven.
Het rekensommetje waarmee de heer Van Dongen
kwam wil ik maar even laten voor wat het is.
De heer Van Dongen heeft ook gezegd dat de
sociale dienst als een graadmeter kan worden be
schouwd. Verder heeft hij opgemerkt dat was mij
uit het hart gegrepen dat juist in tijden van
krapte veel mensen op uitkeringen zijn aangewezen,
reden waarom zijns inziens met name in die secto
ren niet zou moeten worden bezuinigd, maar tot een
uitbreiding zou moeten worden overgegaan. Ik voel
mij voorts niet geroepen op dit moment in te gaan
op zijn woorden over het de schuld geven aan ande
ren. Ik hoop wel dat het leven een uitdaging zal
blijven, ook als het gaat om welzijnsplanning en
processen die wij op gang brengen. Ik heb zijn be
toog begrepen als een heel nadrukkelijk pleidooi
om ook een kans te geven aan zelfhulpgroepen en
organisaties van de mensen zelf. Dat is het wat ik
al eens eerder de heer Van Dongen zal wel weten
wat ik nu ga zeggen tt "maatschappelijk initiatief"
heb genoemd. Daaraan zullen wij ruimte en kansen
moeten geyen,
De heer VAN DONGEN: Maar dan graag wel vanuit
het bestaande. U zult wel begrijpen wat mijns in
ziens niet zal mogen gebeuren.
Wethouder PAULUSSEN: Ik kom nu toch een beet
je in moeilijkheden, want ik wilde net gaan zeggen
dat voor mij zowel de zwijgers als de actievoer
ders en de leuzenschrijvers tot de betrokken bur
gers behoren.
Voor wat betreft de opbouwwerkers die ten
dienste staan van de burgers en een onafhankelijke
rol vervullen vindt de heer Van Dongen mij aan
zijn zijde.