16 DECEMBER 1980
2480
onroerend-goedbelasting. Daarbij heeft hij zelfs
de vraag betrokken of wij wel moeten doorgaan met
trendmatige verhoging. Bij de algemene beschouwin
gen heb ik nogal langdurig stilgestaan bij de on
roerend-goedbelasting en de mogelijkheden welke de
o.g.b. ons biedt. Ik moet opmerken dat de verho
gingen geheel afhankelijk moeten worden gesteld
van de concrete plaatselijke omstandigheden, ter
wijl ook de heersende economische situatie daarbij
in acht moet worden genomen. Aan de hand daarvan
moeten wij nagaan of het instrument dat ons ten
dienste staat, namelijk de heffing van een eigen
belasting, zal moeten worden gehanteerd. Dit is
uiteraard afhankelijk van tal van factoren, onder
meer het rijksgoedkeuringsbeleid met betrekking
tot belastingheffingen. Vervolgens spelen mee de
Gemeentefondsuitkeringen, de vrij beschikbare mid
delen en dergelijke. Voorts is het duidelijk dat
er ook een afweging van offer en nut zal dienen
plaats te vinden.
Voor wat betreft de leningdienst heeft de heer
Peeters gevraagd wanneer de afhandeling plaatsvindt
van de kwestie inzake de zeventig complexen in het
woningbedrijf. Op dit moment wil ik daarover niets
zeggen, mede omdat ik geen ruggespraak heb kunnen
houden met collega Van Dun. Indien de heer Peeters
daarmee akkoord gaat, hoop ik in de commissie daar
over nadere informaties te kunnen verschaffen, zo
althans collega Van Dun deze taak niet van mij wil
overnemen
Met betrekking tot de automatisering heeft de
heer Peeters ons verzocht niet de beleidsnota af
te wachten alvorens wij ons beraden over de verde
re gang van zaken met betrekking tot de decentra
lisatie en de inzet van de micro-electronica. Ik
kan zeggen dat hier in de praktijk eigenlijk al de
decentralisatie is ingevoerd; ik meen dat ik bij
de algemene beschouwingen daarover ook al iets heb
gezegd.
De heer De Brouwer heeft ons verzocht geen
voorstellen meer betreffende de automatisering te