247 7 FEBRUARI 1980 tijdsbesteding is zeker niet, wat wij ervan ver wacht hadden. Dit brengt me op de steeds omvangrijker taak van het raadslid. Ik vind, dat er vaak onvoldoende rekening gehouden wordt met het feit dat raadsle den burgers zijn, die bijna altijd naast hun dage lijkse werkzaamheden het raadslidmaatschap als een extra taak op zich hebben genomen. Nu kan men dan wel de gedachte van een plaatselijk journalist volgen dat men, wanneer men een verantwoordelijke functie heeft, niet in de raad thuishoort omdat men dan te weinig tijd zou hebben voor het raads werk, ik denk dat er ook andere methoden zijn om de zware belasting van het raadslid verantwoord te verlichten. Ik denk hierbij onder meer aan een duidelijke, overzichtelijke planning van activi teiten voor de komende maanden. Een planning, die steeds wordt bijgesteld, zodat ieder raadslid weet welke zaken er aan de orde zijn en welke men bin nen welk tijdsbestek te verwachten heeft. Ik denk hierbij ook aan een uniforme wijze van nota-samen stelling, waarbij wordt aangegeven waarover de no ta in hoofdlijnen handelt en welke weg deze gaat alvorens gepreadviseerd te worden. Ik denk aan een samenvatting van de belangrijkste punten en van de conclusies. Ik denk hierbij ook aan het tijdig toesturen van relevante stukken, preadviezen en dergelijke, zodat men de tijd heeft hieraan de no dige aandacht te besteden en voldoende vooroverleg met fractiegenoten en andere betrokkenen kan ple gen. Daarenboven zou het voor het afdoen van een aantal zaken van groot belang zijn als de fractie voorzitters van de V.V.D. en de P.v.d.A. aan de commissie Algemene Zaken zouden deelnemen. Ik wil toch nog eens een beroep op hen doen dit te over wegen. Ik denk dat dit de onderlinge samenwerking, het afstemmen op elkaar van werkzaamheden en plan ning en het kritisch volgen van de activiteiten van B. en W. ten goede kan komen. In dit verband, mijnheer de voorzitter, zou ik u willen vragen uw invloed aan te wenden ten

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 247