7 FEBRUARI 1980 248 aanzien van een lacune, mijns inziens, in de fi nanciële regeling voor gemeenteraadsleden. Steeds meer ziet men dat bepaalde collegae-raadsleden hun beroepswerkzaamheden verminderen ten gunste van het gemeenteraadswerk of dat men in plaats van een baan voor halve dagen het werk van een gemeente raadslid vervult. Als dan door omstandigheden het raadslidmaatschap eindigt wordt men in de boven geschetste situatie voor financiële problemen ge steld, waarin niet is voorzien. Een verfijning van de vergoeding voor raadsleden in die zin, dat men dan een bepaalde overbrugging krijgt, lijkt me niet onbillijk. Sprekend over de politieke verhoudingen in Breda weet u, dat het C.D.A. met iedere partij wil samenwerken die zich constructief en positief op stelt. Zo zijn wij ook deze rit begonnen. Natuur lijk ervaren wij daarbij teleurstellingen en soms onduidelijkheden met betrekking tot de opstelling van andere partijen, maar dat zal wel wederzijds zijn. Onze bespreking van enkele maanden geleden ten aanzien van de collegialiteit in het college op basis van het programakkoord gaf geen onthul lingen vrij, terwijl de uitslag over het hoofdstuk betreffende de huisvestingsproblematiek van onze kant ook niet anders was dan de P.v.d.A. kon ver moeden. Ik geloof, naar de P.v.d.A. toe, dat we leren leven met elkaar en elkaar gedogen en tolereren, maar niet kunnen spreken over een hecht construc tief samengaan. Die spiegel houdt ook het college ons niet direct voor. Het zou anders toch geen we ken behoeven te duren een relatief klein bedrag in de meerjarenbegroting zodanig te verdelen, dat iedere portefeuillehouder het hiermee eens kan zijn. Niet gelukkig zijn wij, zoals u weet, met de stemverhouding in de commissies. Deze brengt soms de merkwaardige situatie mee, dat een minderheid van de raad een meerderheidsstandpunt in de com missies kan bereiken. Dit heeft al enkele malen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 248