2500
17 DECEMBER 1980
De heer VAN DEN WIJNGAARD: Misschien denkt u
deze keer ook verkeerd.'
De VOORZITTER: Het is niet verstandig op deze
wijze te discussiëren. De heer Garritsen raakt over
zijn tijd heen. Hij moet zijn betoog afmaken.
De heer GARRITSEN: "Een groep stillen sleurde
een jongen uit de massa demonstranten. Ze hielden
hem vast bij zijn voeten, zijn kleren, zijn armen,
hoewel hij al lang op de grond lag
De heer SCHURING: Is dat citaat uit De Groene
nu maatgevend?!
De VOORZITTER: Ik denk dat we hier niets mee
opschieten! De heer Garritsen maakt zijn betoog nu
af.
De heer GARRITSEN: "Een afschuwelijk gezicht.
Een twintigtal m.e.-ers stormde daar vervolgens
op af".
Ik wil het bij dit citaat laten, maar bij de
beantwoording van vragen die ik heb gesteld naar
aanleiding van het optreden van de m.e. bij de in
huldiging van de nieuwe Koningin, bleek
De VOORZITTER: Wat heeft dat nu met Breda te
maken?
De heer GARRITSEN: Daarbij was ook een tien
tal politiemensen van Breda betrokken. Het gaat
erom en daarover heb ik een motie opgesteld
dat de politie in de toekomst steeds meer betrok
ken zal raken bij bijstandverlening in andere ste
den, iets wat naar mijn mening in Breda in discus
sie moet komen. Vandaar dat ik
De heer VAN DUIJI,: Dat is een discussie die
hier niet thuishoort. Die discussie hoort in Den
Haag thuis. U moet bij de minister van binnen-