24
21 JANUARI 1980
ongedaan te maken.
De heer HENDRIKSEN: Ik heb wat moeite met
hetgeen de heer Koertshuis naar voren bracht, met
name met de persoonlijke kanttekeningen die hij
maakte, want daardoor is het mij op dit moment
niet erg duidelijk of ik mij tot de heer Koerts
huis persoonlijk of tot de V.V.D.-fractie moet
richten.
Ik denk dat de essentie van het verschil
tussen de taxatie van de problematiek door de
fractie van de V.V.D. en de taxatie daarvan door
de fractie van de Partij van de Arbeid betrekking
heeft op een kritische benadering van de totaal-
problematiek. Ik heb al eens eerder in commissie
vergaderingen in de richting van de heer Koerts
huis gezegd dat wij niet zonder argumenten achter
particulier initiatief dienen te gaan staan. Een
raad en een raadscommissie zijn ertoe in staat al
le verschillende argumenten te wegen en te koppe
len aan het beleid en de programafspraken die wij
hebben gemaakt. Op basis daarvan dient dan een uit
spraak te worden gedaan. Het is nu wel bekend dat
wij het er met elkaar over eens zijn dat de ad-
vies- en informatiefunctie van het M.A.I.C. van
groot belang is, maar dat houdt nog niet in dat
wij maar even binnen een paar weken een financiële
regeling moeten treffen, die wel eens precedent
werking zou kunnen hebben ten aanzien van komende
ontwikkelingen
Nogmaals wil ik zeggen dat wij behandeling
op een later tijdstip van groot belang achten, om
dat dan, zeker bij een begrotingsbehandeling, even
tueel daarna
De heer KOERTSHUIS: Welk besluit heeft uw
fractie donderdagavond genomen?
De heer HENDRIKSEN: Donderdagavond hebben
wij in de fractie gezegd dat wij het eens zijn met
de interpellatie en dat wij niet dwars wilden gaan