17 DECEMBER 1980 2511 dienst. Hiermee meen ik een juist antwoord te heb ben gegeven en ik hoop dat de heer Oomen er tevre den mee is. Wethouder WELSCHEN: Ik ben blij dat ik in an derhalve minuut nog even twee onderwerpen aan de orde mag stellen. Op de eerste plaats iets over het stadsgewest, waarover de heer Oomen heeft ge sproken. Ik zou daarover op dit ogenblik niets an ders willen zeggen dan dat er op 5 januari een ambtelijke notitie over dit onderwerp zal liggen. Het college heeft ziijn standpunt nog niet bepaald maar we kunnen naar aanleiding van de notitie een gesprekkenserie beginnen die zou moeten leiden tot een heel duidelijke stellingname van Breda in de richting van het stadsgewest. De commissie algeme ne zaken loopt wat dit betreft dus vóór op het college Over de inspraak het volgende. De inspraak is in het afgelopen jaar niet op een spectaculaire manier vooruitgegaan. Desalniettemin is in het af gelopen jaar voor zover ik heb kunnen laten na gaan meer aan inspraak gedaan dan in enig jaar te voren en in die zin heeft toch het effect van een aanwezige inspraakcoördinatie-ambtenaar alvast enige duidelijkheid gekregen. Overigens moet zeker niet worden verhuld dat zowel in het college als in het ambtelijk apparaat over de effectiviteit van inspraak grote verschillen van mening bestaan. Dat betekent dat we noal indringende discussies over dit punt hebben en dat we nog steeds niet tot een unanieme, duidelijke mening zijn gekomen, waar van je kunt zeggen: dat is de lijn die verder moet worden gevolgd. Desondanks zijn er met betrekking tot de zaken die in ieder geval voor ons heel dui delijk gezamenlijk kunnen worden gedragen, toch stappen vooruit gezet. Ik wijs erop dat voor wat de Haagse Beemden betreft met een experiment met toekomstige bewoners wordt gestart, een experiment dat in Nederland nog maar op een enkele plaats el ders wordt gepraktiseerd. Voorts zal de kwestie

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 2511