17 DECEMBER 1980 2515 we nooit één stap verder. Als je serieuze voorne mens maakt om de inspraak van de grond te trekken ik begrijp dat ook D'66 daarvóór is zul je ook de middelen daarvoor moeten hebben; anders kan het niet. Bovendien: als we, zoals u letterlijk vraagt, een opbouwwerker bij de Driesprong op het programma zetten, gaan we de bevolking ondersteu nen, inspraak-minded maken en dergelijke. We nemen dan op de ene plek inspraakmiddelen weg en leggen die op de andere plek, waarmee we in feite het pro bleem niet oplossen. Ik denk dat we op deze manier gewoon niet verder komen. Dit is ook in het college gezegd en het is de reden waarom het college deze verschuiving niet wenselijk acht. De VOORZITTER: Aan het eind van deze discus sie stel ik vast dat er drie moties zijn ingediend, de moties 9, 10 en 11. De eerste motie heeft be trekking op de beschikbaarstelling van ingekomen stukken aan de raad, nu aan de raadsfracties, de tweede motie gaat over de positie van minderheden en het indienen van moties en amendementen, en de derde motie, ingediend door de heer Garritsen, heeft betrekking op het verlenen van bijstand door de po litie De discussie wordt gesloten. Aan de orde is de deelbegroting economische zaken. De heer VAN DUIJL: Ik zou een gloedvol betoog kunnen opzetten over de slechte economische toe stand waarin we ons op het ogenblik bevinden en over de gevolgen hiervan. Het is echter weinig zinvol dat te doen, want noch het college, noch de raad kan de oplossing aandragen en wie zijn wij als zelfs economen van naam het laten afweten en onderling danig van mening verschillen over de juiste aanpak om deze toestand de baas te worden! We kunnen vaststellen dat de slechte economische toestand zich niet alleen in Nederland maar ook ver

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 2515