2522
17 DECEMBER 1980
gaat om het treffen van specifieke maatregelen,
duidelijk gericht op de deelgroepen. Dit past ook
duidelijk in de doelstellingen van de N.V. Br.I.M.
In verband hiermee hebben wij gemeend de C.D.A.-
motie bij een eerste beoordeling voorlopig te moe
ten afwijzen.
Onze conclusie is dat wij instemmen met de
nota, maar dat dit niet mag betekenen dat het an
dere terrein van de werkgelegenheid wordt losge
laten, zowel voor de industriële sector als de
kantorensector
De belangstelling van vrouwen voor toetreding
tot de arbeidsmarkt vertoont een stijgende lijn.
De positie van de vrouw op de arbeidsmarkt is
slecht; mevrouw Stutterheim heeft er gisteren
reeds op gewezen. Ik noem in dit verband het
S.E.R.-advies van 1976 over de positie van de
vrouw, waarin duidelijk wordt aangegeven dat de
aandacht van de vrouw in belangrijke mate uitgaat
naar het terrein van de arbeid. Voorts blijkt het
absoluut tekort aan werkgelegenheid voor de vrou
wen in Breda toe te nemen. Het arbeidsmarktbeleid
kan falen als aan de vrouw niet evenveel kansen
worden gegeven als aan de man, gezien vanuit het
beginsel van gelijke kansen en rechten voor een
ieder. Daarom nodigen wij het college uit ter zake
een actief beleid te voeren. Wij dienen een daar
toe strekkende motie bij dezen in.
De motie-Dreef luidt als volgt:
"De raad van de gemeente Breda, in vergade
ring bijeen op 18-12-'80, in het kader van
de begrotingsbehandeling, sector economische
zaken, constateert dat:
1. de positie van de vrouw op de arbeids
markt slecht is;
2het aandeel van vrouwen in de totale werk
loosheid toeneemt;
3. er voor vrouwen sprake is van een toene
mend absoluut tekort aan werkgelegenheid;
4. het arbeidsmarktbeleid faalt wanneer aan