2538 17 DECEMBER 1980 ning en openbare werken. De heer SCHURING: Bij een vergadering als deze is het vrijwel niet te vermijden terug te grijpen op dingen die in de voorafgaande commissievergade ringen zijn gezegd. Ook ik kan daar niet onderuit, maar ik zal het zeer in het kort doen. In de ver gadering van de commissies openbare werken en ruim telijke ordening heb ik gezegd dat we ons toen be vonden in een nogal vreemde situatie. We beschikten toen namelijk over de "Vaststelling van de stand van zaken" en de "Formulering van hetgeen nage streefd wordt" en daarnaast hadden we toelichtingen van de dienst openbare werken, de dienst beplantin gen en de afdeling stadsontwikkeling. Over de in houd van die stukken zijn vragen gesteld, in totaal 147 stuks, en we hebben daar op 5 november nog eens een hele avond over vergaderd. Vervolgens kregen we thuisbezorgd: het woningbehoefte-onderzoek 1979 twee dikke delen de nota volkshuisvesting een heel dik boek en een nota beleidsplan Hoge Vucht. Er kwam een informatieve raadszitting in verband met de problemen in de Hoge Vucht en we kwamen toen tot de conclusie dat we desondanks slechts een tussenstand konden opmaken en dat we pas in het voorjaar of in het begin van de zomer tot een definitief oordeel zouden kunnen komen. Als we de situatie op dit ogenblik bezien, blijkt er niet zo veel te zijn veranderd. Ook nu is de situatie nogal wonderlijk. De commissiever gadering is er nog eens bovenop gekomen: een dis cussie plus een verslag. Vervolgens zijn algemene beschouwingen gehouden en is daarop geantwoord. Eigenlijk verkeren we nu in de situatie dat er min of meer een commissievergadering plaatsvindt, met die uitzondering dat onze medeleden veroordeeld zijn het allemaal bij te wonen! De dreiging daar van is dat we gaan herhalen wat we al hebben ge zegd, erger nog: dat we gaan zeggen wat we reeds hebben herhaald. Ik zal trachten mij daaraan te onttrekken door slechts op één aspect in te gaan,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 2538