17 DECEMBER 1980
2539
naar mijn mening een kernaspect, te weten de kwes
tie van de bouwproduktiehet bouwvolume, en de
prioriteit van het wonen in de relatie wonen-wer-
ken-welzijn.
In dit verband kan ik er niet aan ontkomen,
toch nog een paar cijfers te citeren die ik ook
de vorige keer heb aangehaald. Je staat er trouwens
versteld van, hoe in anderhalve maand tijd zeer
essentiële statistische gegevens kunnen veranderen.
De laatste tien jaar, vanaf 1970, zijn de bouwkos
ten gestegen met ongeveer 100%. De huren zijn in
die zelfde tijd omhoog gegaan met ongeveer 50%,
slechts de helft. Je kunt je dus afvragen -- zoals
in het concept-C.D.A.-beginselprogramma ook ge
schiedt of wij met ons allen wel bereid zijn
voldoende op tafel te leggen voor een behoorlijke
volkshuisvesting. Het nationaal inkomen is in de
laatste tien jaar sterk toegenomen en neemt nog
steeds enigszins toe; de uitgaven voor de woning
bouw hebben geen stijging te zien gegeven. We heb
ben na 1958 de loonvorming vrij gelaten. Er is een
enorm sterke stijging opgetreden, in 1964 zelfs
met ongeveer 17%. Ook de prijzen zijn heel fors
gestegen, maar één ding hebben we, althans in ze
kere mate, bevroren: de huren.
Buitenlandse voorbeelden hadden ons duidelijk
kunnen maken dat dit een slecht beleid is. In 1870,
tijdens de Frans-Duitse Oorlog heeft de Franse re
gering bepaald dat alle huren in Frankrijk moesten
worden bevroren, wat op dat ogenblik logisch was.
Men heeft vergeten die maatregel tijdig ongedaan
te maken en het resultaat is catastrofaal geweest
voor de Franse woningbouw. In een vergelijkbare
situatie, zij het in veel mindere mate, zijn we te
recht gekomen in Nederland en het resultaat is ge
weest dat investeren niet meer erg aantrekkelijk
is. Daardoor is er een achterstand ontstaan, juist
in de sociale nieuwbouw en in het onderhoud, voor
al in de binnensteden. Mede als gevolg daarvan is
op het ogenblik de situatie op de bouwmarkt erg
moeilijk.