253 7 FEBRUARI 1980 een bittere noodzaak is wil men niet tot opportu nistisch handelen gedwongen worden. We hebben het weer eens gezien bij de situatie rond de culturele accommodaties zoals de stadsschouwburg, het stede lijk museum, de muziekschool, het M.A.I.C., N.A.C. en dergelijke. Plotseling komen de problemen le vensgroot op tafel, terwijl men ze al jaren kon zien aankomen. Bij een beleidsplan, dat meerdere jaren omvat, kan men niet voor dit soort verras singen komen te staan en kan men ook een financi eel evenwichtig en consistent beleid voeren, waar van de burgers iets begrijpen. Het vorig jaar reeds verzocht ik u ons te in formeren over de totstandkoming van een subsidie nota. Meer dan ooit geloof ik dat uitstel hiervan alleen maar kan leiden tot onvoldoende onderbouwde subsidietoekenningen in de relatie met elkaar. Dit geldt ook ten aanzien van de subsidievoorwaarden. Het valt op dat bij iedere nieuwe subsidie-aanvra ge van enige omvang ook opnieuw voorwaarden worden gesteld waaronder de subsidie gegeven wordt, waar bij geen duidelijk beleid te onderkennen is. Kunt u ons meer concreet meedelen wanneer wij de subsi dienota tegemoet kunnen zien? Op onderwijsgebied is Breda het belangrijkste regionale onderwijscentrum van West-Brabant, met name voor het hoger beroepsonderwijs. Onze stad beschikt op dat gebied over een instelling voor hoger technisch onderwijs en hoger economisch en administratief onderwijs, over het Nederlands We tenschappelijk Instituut voor Toerisme, een socia le academie, een pedagogische academie, de acade mie St. Joost en een school voor hoger laboratori um-onderwijs. De uitbouw van Breda als centrum voor het hoger beroepsonderwijs wordt bedreigd door de plannen tot integratie van hoger beroeps onderwijs en wetenschappelijk onderwijs. Dat pro ces bevoordeelt steden die ook over wetenschappe lijk onderwijs beschikken, dus Tilburg en Eindho ven. Een verdere ontplooiing van het hoger be roepsonderwijs in Breda, bijvoorbeeld door de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 253