17 DECEMBER 1980
2551
De heer HENDRIKSENIk heb een voorgerecht,
een hoofdschotel en een toetje. Het voorgerecht is
de Brebo-affaire. De wethouder is tijdens zijn re
actie op de algemene beschouwingen op een naar
mijn mening licht positieve manier op de kwestie-
Brebc ingegaan, naar aanleiding van de motie die
in de raad is ingediend en aangenomen. Hij heeft
daarbij echter niet gezegd wat nu precies de re
sultaten zijn van de kennelijk opnieuw tot stand
gekomen overlegsituatie. Wij zouden nu uitdrukke
lijk naar die resultaten willen vragen. De raad
en de commissie volgen de situatie op de voet en
ik denk dat er dan ook alle reden is om vanavond
in het kort de stand van zaken te vernemen en af
te spreken dat de kwestie voor een volgende commis
sievergadering wordt geagendeerd.
De hoofdmoot van mijn betoog is de problema
tiek van de stadsvernieuwing, waarbij ik de Hoge
Vucht niet wil betrekken. Onze fractie is namelijk
nogal geschrokken van het gebruik van het woord
"stadsvernieuwingsgebied", dat later "stadsver-
nieuwingsachtig gebied" werd. Naar onze mening
zijn de tijd en de discussie met de bewoners nog
niet ver genoeg gevorderd om dergelijke uitspraken
al te doen. Wij hebben daar huiver voor.
Ik zal ten aanzien van de stadsvernieuwing
een stukje geschiedenis ophalen. In april heeft de
Partij van de Arbeid de nota "In het slop, uit het
slop" ingediend. Deze nota is aan allerlei kanten
besproken; wij van onze kant hebben dat gedaan met
een aantal belanghebbenden in de stad en de nota
is ook aan het college en de ambtenaren toegezon
den. Toen in augustus in de commissie de ambtelijke
nota stadsvernieuwing ter sprake kwam, bleek zeer
tot onze vreugde dat de beide nota's een groot aan
tal overeenkomsten hadden. Zij bevatten de mogelijk
heden die zouden kunnen uitgroeien tot beleidsad
viezen, preadviezen enzovoort, met als gevolg dat
de stadsvernieuwing inderdaad uit het slop zou wor
den gehaald. Het was onze gezamenlijke wens dat dat
zou gebeuren