17 DECEMBER 1980
2577
Op de tweede plaats maakte ik mij vanavond --
kennelijk met een aantal anderen in de raad, die
ik naar boven zag kijken enige zorgen over de
niet druk bezette publieke tribune. Ik ben blij
dat de burgers van Breda op het ogenblik in groten
getale beneden zitten, daarmee symboliserend dat
ook ambtenaren burgers zijn, een fenomeen dat in
veel raadsdiscussies wordt vergeten. Ik stel het
zeer op prijs dat de ambtenaren dit debat zo aan
dachtig volgen.
Over het onderwerp "ambtenaren" nog de volgen
de algemene opmerkingen, naar aanleiding van een
bepaalde teneur die ik in de discussie heb geproefd.
Ik heb voorrecht dat ik, behalve met een aantal af
delingen, te maken heb met twee diensten. Bij de
algemene beschouwingen heb ik misschien zelf iets
uitgelokt door te zeggen dat men helemaal niet over
plantingen had gesproken. Vanavond heeft men dat wel
gedaan, maar ik heb nog steeds de indruk ik hoop
dat bij de raadsleden overkomt wat er in dezen op
de bodem van mijn hart ligt dat men de dienst
openbare werken beschouwt als een dienst van beton,
glas en staal die veel verkeerde dingen doet en dat
men de dienst beplantingen versierend en luchthar
tig door Breda ziet wandelen, als een dienst die
men vriendelijk bekijkt en die de achting van de
raad verdient. Ik wil daaraan eigenlijk niets af
doen, maar ik wil toch een beroep op de raad doen,
de realiteit in ogenschouw te nemen. Dit betekent
niet dat we te allen tijde zouden moeten zeggen
dat de dienst openbare werken het per definitie
goed doet. Ik wijs er echter op mede aan het
adres van de heer Hendriksen dat we er in de
commissie uitvoerig over hebben gesproken dat het
college zich op dit ogenblik met de dienst open
bare werken bezighoudt. Men moet ons ook van de
kant van de raad de tijd geven om dat in alle rust
te doen.
Wat is het probleem? De dienst openbare werken
is groot en belangrijk, hij neemt in de gemeente
een zekere centrale plaats in en iedereen heeft