17 DECEMBER 1980
2579
hier om een proces waaraan van beide kanten hard
wordt gesleuteld. Ik geloof dat het in het belang
van 's raads beoordeling, ons functioneren en de
duidelijkheid voor de bewoners van Breda is als
wij integraal, duidelijk op elkaar afgestemd, naar
buiten kunnen treden.
Tot zo ver mijn algemene opmerkingen aan het
begin van mijn beantwoording. Ik dank de heer
Schuring voor zijn reflectie over het bouwen in
Nederland en het bouwen in Breda. Ik geloof dat
hij geen enkele zin heeft uitgesproken die door
het college niet van harte kan worden onderschre
ven: hij heeft het probleem duidelijk geschetst.
Knelpunt blijft dat we inderdaad te maken hebben
met bouwkosten die sterker zijn gestegen dan de
huren, maar wat doe je daar op dit ogenblik mee?
Ik heb nog steeds geen antwoord op de vraag, of je,
geconfronteerd met het feit dat je in Breda de
bouwproduktie en de bouwkosten nauwelijks kunt be
ïnvloeden, de conclusie moet trekken dat er huren
zullen moeten worden verhoogd. Ik kom daarop straks
bij mijn reactie op andere opmerkingen nog terug.
Er is dit alvast aan het adres van de heer Crul
te allen tijde een groep inwoners die door de
heer Crul en zijn fractie als "de harde kern van
de woningnood" wordt betiteld. Dat zijn de mensen,
niet met de laagste maar met de allerlaagste in
komens, de sociaal zwakkeren, die naar mijn mening
niet passen in een filosofie waarin men bij tijd
en wijle zo gemakkelijk zegt dat de huren tot een
redelijk niveau zullen moeten worden opgetrokken
en dat we daaraan maar zullen moeten wennen. Hier
op kom ik bij de beantwoording van de vraag van de
heer Crul straks nog uitvoerig terug.
Overigens is het duidelijk dat als gevolg van
de door de heer Schuring geschetste ontwikkelingen
met name in de binnensteden situaties ontstaan die
niet in overeenstemming zijn met de politieke doel
stelling die alle gemeenten hebben, namelijk dat
wij ter wille van ons leefklimaat in Nederland pri
mair zullen moeten zorgen voor de instandhouding