17 DECEMBER 1980 2599 Joseph heb gevoerd en dat er van onze kant een voor stel voor alternatieve oplossingen op tafel ligt. Dit voorstel is door Wilma en Sint Joseph aanvaard, het wordt op het ogenblik bestudeerd en de bal ligt duidelijk aan de voeten van deze twee partners. Ik heb het college voorgesteld en ik meen dat het daarmee gisteren akkoord is gegaan de vijf ver slagen van de vijf vergaderingen vertrouwelijk voor de leden van de commissie openbare werken ter visie te leggen, zodat men van de gang van zaken kennis kan nemen. Over stadsvernieuwing heb ik al mogen spreken. Tegen de achtergrond van mijn opmerkingen daarover is mijn persoonlijke opvatting dat de motie van de P. v.d. A. over de stadsvernieuwing mij, onder meer in het kader van afspraken en toezeggingen, redelijk voor de voeten loopt. De heer Crul heeft mij met betrekking tot de woningbouw waarschijnlijk niet helemaal goed be grepen. Uit zijn woorden heb ik afgeleid dat naar zijn mening aan de hand van het woningbouwprogram ma de harde kern van de woningnood dient te worden opgelost. Inderdaad zal zich in de binnenstad en in de Haagse Beemden de uitvoering gaan voltrekken van een woningbouwprogramma, dat is neergelegd in de nota volkshuisvesting. Het is een programma met een omvanrijk quantum woningwetwoningen, waarbij we de uitdagingen zullen moeten aanvaarden, ook door het gebruik van "goedkopere aanbiedingen" ter zake. Met de uitvoering van dat woningbouwprogram ma leveren we natuurlijk een bijdrage tot de op lossing van het woningnood, maar ik blijf van me ning en daarin is wellicht het verschil van mening met de heer Crul gelegen dat dat niet zal leiden tot de 100% oplossing van de woning nood die de heer Crul bedoelt en waarmee hijme vrouw Paulussen en ik evenzeer in de maag zitten. Ik geloof dat we een bijdrage kunnen leveren, maar ik denk dat door bouwen alleen, zelfs van de meest goedkope woningen in de binnenstad en de Haagse Beemden, geen directe oplossing van de zeer harde

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 2599