17 DECEMBER 1980
2601
en ander is met de dienst openbare werken besproken
en ik geloof dat dit ook een toezegging aan het
adres van de heer Garritsen moet zijn -- het inves
teringsprogramma van de dienst in de toekomst nog
duidelijker wordt. De afweging van keuzen en het
waarom zullen in de toekomst nog meer moeten wor
den onderbouwd, opdat we gemakkelijker en beter
over het programma kunnen praten.
Op de vragen over de g.t.s. heb ik al geant
woord
De inspraak bij de ruimtelijke ordening zal,
denk ik, tot in de eeuwigheid een probleem tussen
de heer Van de Steenoven en mij zijn.
De heer VAN DE STEENOVEN: Niet tot in de
eeuwigheid, maar totdat de Wet op de ruimtelijke
ordening is gewijzigd conform de voorstellen die
nu in voorbereiding zijn. Op dat ogenblik moet u
wel met een inspraakverordening komen1
Wethouder VAN DUN: Natuurlijk, maar je weet
nooit hoe dergelijke avonturen aflopen. Ik heb wel
eens ministers gehoord ik zeg dit mede aan het
adres van de heer Ten Wolde die zelfs het Kroon-
beroep wilden afschaffen! Dat is een discussie die
op een gegeven ogenblik naar mijn mening helaas
-- fout is gelopen en is verzand. Ik weet nog niet
hoe het met de hier door u bedoelde voorstellen
zal aflopen. De inspraakverordening zoals u die
wilt hebben, is er niet en ik moet eerlijk zeggen
dat zij bij mij ook niet de hoogste prioriteit
heeft. Ik ben er niet mee bezig. Anderzijds denk
ik dat de impulsen vanuit de portefeuille van de
heer Welschen een positieve bijdrage kunnen leve
ren tot een ontwikkeling in de richting van het
formuleren indien dat mogelijk is van een
inspraakverordening. We moeten er overigens zowel
in het vlak van participatie als bij inspraak voor
oppassen dat we niet inspraak belijden om der wille
van de inspraak. Ik wil optimaal meewerken, maar,
zoals wij wel eens intern zeggen, bij tijd en wijle