2604 17 DECEMBER 1980 gedeputeerde van ruimtelijke ordening erop te wijzen dat hier naar mijn mening een taak voor de provincie ligt. Op provinciaal niveau kun je im mers op een grotere schaal gegevens met elkaar vergelijken, gevisualiseerd en gedocumenteerd. Bovendien kan via de provincie de documentatie ter beschikking komen van kleinere gemeenten die niet de know how en de mogelijkheden hebben om zelf op pad te gaan. Zoals gezegd: een deskundigenteam is er en ik wil graag eens in de commissie uitleggen wie daar in participeren en hoe men werkt, onder overleg ging van verslagen waaruit blijkt hoe men de plan nen beoordeelt. In de woorden van de heer Ten Wolde meende ik te beluisteren dat de aanwezigheid van een deskundigenteam er naar zijn mening toe zal leiden dat méér in een bepaalde sector kan worden gebouwd. Dat is ook zeker de bedoeling, maar het is een illusie dat we op deze manier de renteverliezen die het niet-bouwen in bepaalde gedeelten van de Haagse Beemden op het ogenblik met zich meebrengt, zouden kunnen wegwerken. We kunnen die verliezen wellicht beperken, maar ge heel wegwerken zal bij de verandering van dit soort plannen nooit ofte nimmer mogelijk zijn. Over de door de heer Ten Wolde ingediende nieuwe motie kan ik niets zeggen: zij zal naar ik aanneem morgen onderwerp van gesprek zijn in het college. Ten aanzien van mijn bezorgdheid over een Kroonberoep in het kader van het plan Middellaan/ Leuvenaarstraatik heb de indruk dat het niet zou hebben geholpen als wij van tevoren met gegadig den voor dit beroep zouden hebben gesproken. Wèl is vanmorgen met de directie afgesproken dat wij het uiterste zullen doen om de gevaren af te wen den en om elkaar in een open discussie, onder anderen tussen de stedebouwkundigen van de dienst openbare werken en de mogelijke bezwaarmaker, toch te overtuigen. Wij zullen niets nalaten. Mevrouw Saelman, een geval apart! De heer Ten

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 2604