2654 18 DECEMBER 1980 denkt het college dan over het ontwerp-amendement dat wij hadden willen indienen over een verschui ving van een post van openbare werken naar onder wijs. Wethouder BROOIMANSIk meen op de opmerking van mevrouw Saelman te mogen antwoorden dat de be trokken portefeuillehouder, bij wie geld zou wor den weggehaald, dit onderwerp zou behandelen. Het gaat hier dus om de portefeuille van de heer Van Dun. Omdat ik anders niet door de beantwoording heen kom, ga ik over naar de verlaging van de ra ming van de uitkering van het rijk ten behoeve van het lager onderwijs. Mèt mevrouw Saelman ben ik van mening dat de verlaging van de rijksuitkering voor onderwijszaken tot een bedrag van 189.000, om precies te zijn: het gaat om 189.941, droevig is. De heer Van Asseldonk heeft om een uitsplitsing van dit bedrag gevraagd. Ik wijs hem erop dat er twee elementen kunnen worden onder scheiden. Het gaat er namelijk in de eerste plaats om dat het rijk geen 50% exploitatievergoeding voor leegstaande lokaliteiten meer verschaft. De 50% wordt gehalveerd tot 25%. Een post van 110.600,komt nu ten laste van de sector on derwijs, wat een structureel gegeven is. Eenmalig daarbovenop komt nog de verlaging van het onder deel "randvoorzieningen"Daarvoor wordt een be drag van 8,96 per leerling beschikbaar gesteld, oftewel een bedrag van 79.341,Als we de twee bedragen bij elkaar optellen, komen we aan het be drag van de vermindering van de rijksuitkering aan Breda. De heer VAN ASSELDONK: Blijkt hieruit dat Breda toch al 4,20 bij het bedrag per leerling doet, ondanks de bezuiniging? Wethouder BROOIMANS: Dat is juist.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 2654