18 DECEMBER 1980
2689
De heer TEN WOLDEIk meen eerder vanavond
al vrij duidelijk te hebben gezegd dat wij het met
het college eens zijn dat de opdracht die in de
motie tot en met punt 5 is neergelegd, moet worden
aanvaard, maar dat wij grote bezwaren tegen punt
6 van de motie hebben. In punt 6 wordt een op
dracht aan de fracties meegegeven, waarbij de mo
gelijkheid wordt geopend dat het programakkoord
aan de bedoelde beleidsanalyse wordt getoetst.
Met andere woorden: het wordt mogelijk gemaakt dat
het programakkoord opnieuw ter discussie komt. On
ze fractie heeft hiertegen principiële bezwaren,
mede in het licht van de discussie van verleden
jaar oktober, en is derhalve tegen de motie.
De heer EISSENS: Ik verbaas mij erover dat
het college bereid is dit soort moties te volgen.
Het college heeft op een uitstekende manier voor
het eerst na een paar jaar samenwerken een aantal
dingen op een rijtje gezet in het bekende groene
en het bekende gele boekje. We waren daar allemaal
verschrikkelijk blij mee. We vinden dat het de
goede kant op gaat en dat het onverstandig is op
dit ogenblik als een tractor of stoomwals achter
het college aan te gaan om het verder op te jagen.
Met belangstelling wachten wij af, op welke wijze
het college aan de gepresenteerde voornemens uit
voering zal geven en we hebben dan ook geen enke
le behoefte aan deze motie.
Mevrouw SAELMAN-BOELENMen zal begrijpen dat
D'66 met het programakkoord niets te maken heeft
en dus ook niet met de toetsing daarvan. De motie
is voor ons volkomen overbodig.
De heer GARRITSEN: Punt 3 van de motie houdt
in dat het gemeentebestuur ernaar zal moeten blij
ven streven de ongelijkheid te bestrijden. Het zal
duidelijk dat het woord "blijven" wat ons betreft
mag vervallen. Overigens acht ik mij evenmin als
mevrouw Saelman aan het programakkoord gebonden,