7 FEBRUARI 1980
302
is dat de raad toen al nauwelijks iets aan de be
groting heeft kunnen wijzigen. Wij vinden dan ook
dat nu het moment gekomen is ons te distantiëren
van deze begrotingsbehandeling. Onze politieke in
stelling, namelijk op de eerste plaats duidelijk
te zijn naar de burgers, verbiedt ons mee te wer
ken aan een bijeenkomst die de indruk zou kunnen
wekken dat hier met zorg wordt afgewogen wat wij
dit jaar met het gemeenschapsgeld moeten gaan
doen, verbiedt ons mee te werken aan een bijeen
komst die de indruk zou kunnen wekken dat de demo
cratie in Breda naar behoren functioneert.
Een opmerking moet ons nog van het hart. Hoe
wel wij voor onze collegae-raadsleden persoonlijk
waardering kunnen hebben stelt het ons steeds weer
teleur dat zij dikwijls in de collectiviteit, het
zij van die van hun fractie, hetzij van die van de
raad, ten onder gaan. Komt dit misschien omdat van
bepaalde zijde dikwijls de slogan wordt gehoord:
"Een raadslid is niets, de raad is alles?" Wij
stellen nadrukkelijk deze uitspraak uitermate ge
vaarlijk te vinden. Bedenkt u eens: 39 maal 0
blijft 0. Het is daarom dat wij een beroep doen op
de raadsleden als individu zich zelfbewust en
krachtig op te stellen, dan pas is er de garantie
van een sterke raad, die toch uiteindelijk de vol
ledige verantwoordelijkheid draagt.
De heer GARRITSEN: Vanavond tijdens deze al
gemene beschouwingen liggen voor ons de ontwerp
begroting en de meerjarenbegroting. Konden wij het
vorig jaar nog stellen dat het ging om een begro
ting die praktisch geheel voorbereid was door het
toenmalige C.D.A./V.V.D.-college de invloed van
de nieuwe deelneemster, de P.v.d.A., bij de voor
bereiding van die begroting kon slechts beperkt
zijn bij de nu voor ons liggende begroting en
de meerjarenbegroting is voor het eerst sprake van
een stuk dat na langdurige voorbereiding volledig
gedragen wordt door de drie aan het college deel
nemende partijen.