7 FEBRUARI 1980
308
heeft voor Breda. Het college en de raad worden
iedere keer opnieuw voor voldongen feiten ge
plaatst. Uit kranten moet veelal vernomen worden
dat Bredase bedrijven sluiten of saneren. Boze
brieven schrijven naar zo'n bedrijf, vragen om een
gesprek met de bedrijfsleiding is het enige wat
ondernomen wordt. De resultaten van het ontbreken
van beleid zijn voor Breda bekend. Je kunt als
college en raad wel roepen dat het een maatschap
pelijke plicht is dat het bedrijf de overheid
vroegtijdig informeert, maar als je als overheid
signaleert dat dit niet gebeurt, dat je als lokale
overheid niet op de hoogte bent van wat er zich
afspeelt in het Bredase bedrijfsleven, dan zul je
andere maatregelen moeten nemen. Dan zul je het
bedrijfsleven dwingend een aantal zaken moeten op
leggen. Onbegrijpelijk voor de P.S.P. is het waar
om, na de vele klappen die Breda al gekregen heeft
voor wat betreft de werkgelegenheid, het college
weigert een sociaal-statuut in te voeren. Nog on
begrijpelijker vindt de P.S.P. het dat het college
bij een mogelijke verkoop van het slachthuis geen
stappen onderneemt om de werkgelegenheid van het
niet in gemeentedienst zijnde personeel gegaran
deerd te krijgen. Je kunt er vergif op innemen dat
we de komende jaren met dezelfde problemen en mo
gelijk in nog ernstiger vorm geconfronteerd zullen
worden als het huidige beleid hoewel je het
woord hier nauwelijks kunt gebruiken wordt
voortgezet. Het instellen van een Raad voor de
Werkgelegenheid lost volgens de P.S.P. niets op.
Het is een vrijblijvende overleggroep waarin de
werkgevers tot niets verplicht zijn.
De P.S.P. is van mening dat op zeer korte
termijn een visie en een beleid moet worden ont
wikkeld, waarbij centraal staat dat de gemeentelij
ke overheid de zijde kiest van de werknemers, van
die groep waarop binnen dit economische stelsel de
gevolgen van de economische crises worden afgewen
teld. Samen met de vakbeweging zal ze moeten wer
ken aan het behoud en aan de versterking van de