311 7 FEBRUARI 1980 bovenop. Van inspraak moet hij niets hebben. Al leen laat hij zich op 13 februari 1979 voorlichten door voorstanders van het geplande A 58-tracé, te weten het college van B. en W.het C.D.A. en de V.V.D. en door de actiegroep-pro A 58. Hij besluit zijn bezoek met de mededeling dat hij geen be zwaarschriften duldt tegen het geplande tracé en dat dit tracé moet doorgaan. De enige inspraakmo gelijkheid veegt de minister van tafel. Indien partijen de belangenbehartiging van de bevolking werkelijk serieus nemen, waarom heeft men dan ja ren voorbij laten gaan zonder onderzoek te doen naar de beste oplossing? Waarom zijn de alterna tieven nooit serieus genomen en heeft men zich door eenzijdige voorlichting van enkele voorstan ders laten leiden? Wanneer men het voorgaande plaatst tegen de achtergrond dat de zuidelijke rondweg slechts voor 43 zal worden ontlast zie het overigens ook cijfermatig slechte C.D.A.- rapport "zuidelijke rondweg weg" door de aanleg van de A 58, met eveneens geluid- en stankoverlast om nog maar te zwijgen over de gevolgen voor het gehele milieu, dan kan het huidige college denken politiek succes met deze weg te behalen, maar naar ons oordeel zal de oogst slechts kritiek zijn. Heb ik het zijdelings al gehad over de opstel ling van enkele politieke partijen hier in de raad, het lijkt mij belangrijk daarop nu iets uit voeriger in te gaan. Nadat ik anderhalf jaar het raadsgebeuren heb meegemaakt valt een aantal be langrijke zaken te signaleren. De collegialiteit, een begrip waarover tijdens de college-onderhandelingen uitputtend is gespro ken, is op een dieptepunt aangeland. Het feit dat we nu, maanden te laat, de begroting en de meerja renbegroting behandelen is één van de vele voor beelden. Bij belangrijke beslissingen ik denk aan de binnenstadsbesluiten vallen wethouders uit 'de boot. Eén wethouder gaat zelfs zo ver dat zij publiekelijk bekend maakt dat de P.v.d.A. be ter het college kan verlaten. Verschillende leden

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 311