324 14 FEBRUARI 1980
(Middag)
anders zal verlopen dan we ons aanvankelijk hadden
voorgesteld. In gemeen overleg met de fractievoor
zitters is bepaald dat de moties wêl zullen worden
ingediend en van een toelichting kunnen worden
voorzien, maar dat de besluitvorming over de mo
ties niet vandaag zal plaatsvinden. Wij menen
en ik geloof dat dat ook terecht is; u hebt ermee
ingestemd dat de zorgvuldigheid vereist méér
aandacht aan de moties te schenken dan in de be
perkte tijd die ons ter beschikking staat mogelijk
is. Bovendien is het zeer wel denkbaar dat er zo
wel in het college als tussen u onderling nog over
leg over de moties moet plaatsvinden. Ik wil graag
nu al aankondigen dat behandeling in de maart-ver
gaderingen zal plaatsvinden, dus op 20 en/of 24
maart.
In de korte tijd die mij, evenals u allen, is
toegemeten zal ik proberen een aantal gestelde
vragen te beantwoorden, waarbij ik om te beginnen
iets wil zeggen over een onderwerp waarover vrij
wel alle fractievoorzitters in het bijzonder de
heer Eissens hebben gesproken, namelijk de leef
baarheid van de stad die door allerlei incidenten
wordt verstoord. U zult het naar ik aanneem met
mij eens zijn dat wij over Breda niet als over een
buitengewoon onveilige stad kunnen spreken, dat is
zeker niet het geval, maar dat voor de leefbaar
heid aandacht dient te bestaan lijdt natuurlijk
geen twijfel. Ik wil mijnerzijds ook graag toezeg
gen daarover is mij een vraag gesteld dat de
hiermee verbandhoudende problemen in brede kring
aan de orde zullen worden gesteld. Dat hierover
een brede maatschappelijke discussie zal moeten
worden gevoerd overigens ook weer niet té
breed staat voor mij als een paal boven water.
Speciaal aan het adres van de heer Eissens kan ik
zeggen dat reeds bijzondere aandacht wordt geschon
ken aan de specifieke problematiek met betrekking
tot 'jeugdcriminaliteit. In dit opzicht heb ik
reeds enkele initiatieven genomen en ik wil graag
toezeggen dat ik de commissie openbare orde van