344 14 FEBRUARI 1980
(Middag)
P.v.d.A. aan dit college en in het beleid effect
heeft, dan zou ik allang zijn vertrokken, want zin
loos een stoel bezetten hoeft voor mij niet. Er
zijn elders banen genoeg te vinden, wat ook uit de
begroting blijkt. Met de nodige beperkingen blij
ven er mogelijkheden, het is mijns inziens duide
lijk genoeg al zijn wij er nog niet dat ook
in deze begroting een aantal aanzetten wordt gege
ven waarvan de P.v.d.A. kan zeggen dat zij het
deelnemen aan een college als dit zinvol maken.
Overigens zou de heer Garritsen zich op een vrije
avond eens voor de aardigheid kunnen voorstellen
hoe een P.S.P.-college tegenover de problematiek
van Breda zou staan. Mogelijk komt hij dan een en
kele moeilijkheid meer tegen dan hij op dit moment
veronderstelt
Wethouder PAULUSSEN: Ik zal ook op de snel
trein stappen. De P.v.d.A.- en de C.D.A.-fractie
hebben nadrukkelijk naar de voortgang rond de wel
zijnsplanning gevraagd. Ik kan mededelen dat een
voorstel inzake welzijnsplanning over enkele maan
den aan de raad zal worden voorgelegd, het college
hoopt het betreffende preadvies in de tweede helft
van maart te kunnen vaststellen. In dat voorstel
zal de manier worden toegelicht waarop in de toe
komst de welzijnsplanning in het kader van de
rijksbijdrageregeling sociaal-culturele activitei
ten in Breda zal kunnen gaan verlopen. Wij zullen
dit voorstel ook aan een uitgebreide inspraakpro
cedure onderwerpen en met name de commentaren op
het voorstel zullen in onze politieke oordeelsvor
ming een rol dienen te spelen, wil er van een de
mocratische welzijnsplanning sprake zijn.
Voorts is gevraagd hoe het is gegaan met de
voorbereidingscommissie rijksbijdrageregeling so
ciaal-culturele activiteiten. De twee adviezen
een advies en een aanvullend advies hebben wij
de raad in 1979 toegestuurd, wij hebben die advie
zen als een belangrijk uitgangspunt voor onze ei
gen meningsvorming genomen, maar de tijd die wij