14 FEBRUARI 1980 347 (Middag) collega's zijn bereid hierover mee te denken en ik neem aan dat wij in het komend jaar een gemeente lijk samenhangend beleid ten aanzien van de jeugd werkloosheid aan de raad zullen kunnen presenteren. Enkele andere vragen over inspraak, opbouw werk en de taak van de sociale dienst hoop ik straks bij de sectorgewijze behandeling te beant woorden Ik wil besluiten met de opmerking in de richting van de heer Garritsen, dat ik dacht het meer met hem eens te kunnen zijn dan uit de nu door hem gedane uitspraken blijkt. Hij heeft mij als P.v.d.A.-wethouder enigszins verwijtend toege sproken waar ik in een afdelingsvergadering met betrekking tot college-deelname enkele kritische vragen op tafel heb gelegd. Ik neem overigens aan dat hij mij niet monddood wil maken en dat hij het vanuit zijn P.S.P.-opvatting met me eens is, dat wethouders en raadsleden van de P.v.d.A. aan de basis heel kritisch met elkaar moeten kunnen dis cussiëren over met name het werk dat zij doen. Ie dere dag opnieuw moet je, kritisch vanuit je eigen functioneren, keuzen maken. De VOORZITTER: Dan zijn wij nu toe aan de tweede termijn van de zijde van de raad. De heer EISSENS: Ik heb de wethouder van cul tuur nog niet gehoord. Heeft hij er niets aan toe te voegen? De VOORZITTER: U hebt de wethouder van cul tuur wel gehoord, zij het misschien niet sprekend over cultuur. De heer EISSENS: Wij hebben inderdaad niets over cultuur gehoord. Ik moet het college een compliment maken voor de snelle beantwoording. Een Duits spreekwoord zegt, dat de meester zich in de beperking toont. U zou graag zien dat u en wij allen ons dat eens

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 347