14 FEBRUARI 1980 383 (Middag) Naar het Huis van Brecht heb ik, uiteraard namens mijn fractie, al eerder verwezen en ik ben het met de heer Kammeraat eens dat de kloosterkazerne in het culturele vlak een belangrijke functie zou kunnen vervullen. De fractie van de heer Kammeraat en onze fractie hebben hiervoor verschillende ke ren op de bres gestaan en ik moet zeggen dat ik de suggestie van de heer Kammeraat dit te betrekken bij het beschouwen van de monumenten in de stad bijzonder waardeer. De heer KAMMERAAT: Ik krijg de indruk dat ik iets gepikt zou hebben, maar als ik dat al heb ge daan heb ik dat toch volstrekt onwetend gedaan. Bij mijn eerste optreden in de commissie voor cul tuur ben ik al over het Huis van Brecht begonnen en het andere door mij genoemde punt wordt in de binnenstad-rapporten vermeld. Het was mij niet be kend dat dit eerder door de heer Oomen is aange kaart, maar als hij het ermee eens is, des te be ter I De heer OOMEN: Ik vind het zoals gezegd ple zierig dat een en ander door de heer Kammeraat is aangehaald. Cato eindigde zijn speeches altijd met "En toch ben ik van mening dat Carthago verwoest moet worden." Dat er iets moet worden verwoest wil ik niet zeggen, maar ik heb het vorig jaar gezegd dat ik het vergeet-mij-nietje dat ik destijds in het kader van de monumentennota aan de heer Sandberg heb aangeboden graag eens zou willen zien bloeien. Toen is toegezegd dat voor deze begrotingsbehande ling een monumentennota ter tafel zou liggen, maar die nota hebben wij tot nu toe nog steeds niet ge zien. Ik heb hier als symbolisch gebaar een lege bloempot voor mij staan waarin geen vergeet-mij- nietje bloeit. Misschien komt er ooit nog eens een in te staan of misschien krijg ik -- dat is nog leuker het vergeet-mij-nietje nog eens van de heer Sandberg terug zodat ik het in deze pot zal

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 383