394 14 FEBRUARI 1980
(Middag)
De heer VAN DE STEENOVEN: Ik kan mij ten dele
bij de opmerkingen van de heer Garritsen aanslui
ten. Wij hebben in de commissie ook uitvoerig ge
discussieerd over de stelling "de financiële situ
atie van de gemeente is gezond." Wij kwamen er ei
genlijk niet uit, want het is maar net de vraag
waaraan je de gezondheid van de financiële situa
tie afmeet. Als je dit afmeet aan de vraag of de
begroting sluitend is en of er voldoende reserves
zijn voor het opvangen van eventuele risico's, dan
kun je wel stellen dat de begroting van de gemeen
te Breda er bijzonder goed uit ziet. Als je daar
bij echter ook het criterium betrekt of er voldoen
de middelen zijn voor het handhaven van een goed
voorzieningenpeil dan komt de vraag mijns inziens
toch wat anders te liggen. Voor allerlei voorzie
ningen zijn niet voldoende middelen beschikbaar,
in dit verband is met name het door de gemeente
Haarlem uitgebrachte rapport interessant waarover
naar ik meen vanmiddag al eerder is gesproken. Ik
zit wat dat betreft wat moeilijk met mijn vraag
stelling, want ik heb begrepen dat de heer Broe
ders bij zijn antwoord op de algemene beschouwin
gen het een en ander over dat rapport heeft gezegd
Daarom wil ik er nu niet teveel over vragen, ik
zou alleen de vraag willen stellen of de wethouder
genoemd rapport uitvoerig wil laten bestuderen en
ook in de commissie financiën aan de orde wil stel
len. Daarbij zal mijns inziens met name de vraag
centraal moeten worden gesteld hoe het komt dat de
meeste inkomsten en uitgaven van de gemeente Breda
gemiddeld lager liggen dan die van een aantal ge
meenten die met Breda te vergelijken zijn en wat
wij hieraan eventueel zouden kunnen doen.
Wethouder BROEDERS: De technische vraag van
de heer Peeters kan ik op dit moment niet beant
woorden, dat zal ik moeten laten uitzoeken.
De heer Garritsen heeft gesteld dat de pre
sentatie van de begroting zal moeten worden verbe
terd. Ik zou bijna zeggen dat men mij nooit moet