420 14 FEBRUARI 1980 (Middag) met de diensten sprake is dan spijt mij dat, ik geloof het eerlijk gezegd ook maar nauwelijks, want de contacten tussen de afdeling voorlichting en de mensen die bij de diensten bijdragen aan de voorlichting moeten leveren zijn mijns inziens goed. Voorts heeft de heer Garritsen over informa tie van de zijde van het college gesproken, maar hij moet natuurlijk wel bedenken dat het een ge meentelijke voorlichtingsdienst is, waarbij het gaat om voorlichting zoals zij door de gemeente wordt verlangd. Ik zie niet voor mij hoe de ge meentelijke voorlichting tegelijkertijd ook voor lichting van de zijde van politieke partijen, waarschijnlijk op het vlak van meerderheids- en minderheidsstandpunten De heer OOMEN: U weet dat dit in het verleden een keer is gebeurd! De VOORZITTER: Ja, het is één keer gebeurd. De heer OOMEN: Dat is een goed voorbeeld! De VOORZITTER: Ik zeg niet dat wij daar spijt van hebben, maar dit is nu één keer gebeurd en wij zullen het naar mijn idee niet moeten herhalen. Ik weet niet waar wij op die manier terecht zouden komen en bovendien hebben de politieke partijen zelf op het gebied van juist de voorlichting een heel speciale taak. Ik zeg u oprecht en eerlijk dat dit naar mijn mening niet tot de taak van de gemeente behoort. Op de kwestie van de Taptoe wil ik op 20 of 24 maart a.s. uitvoerig terugkomen, ik zal dan ook nader ingaan op de afspraken die hierover in de mei-vergadering van 1977 zijn gemaakt en op de subsidie die destijds is vastgesteld, alsmede op de kwestie van de telefoonverbinding. Op vragen die u over de telefoonverbinding zijn gesteld heeft de heer Garritsen inmiddels overigens al een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 420