14 FEBRUARI 1980 423
(Middag)
verbreden, de bespreking van de nota in de uitein
delijke vorm in de raad wat later aan de orde zal
komen
De opmerkingen over het algemene politiebe
leid meen ik met één zin te kunnen afdoen. Er
wordt momenteel over regionalisatie van de politie
en over provinciale politie gesproken en binnen
kort zal een zogenaamde begeleidingscommissie voor
de politie in het leven worden geroepen waarin wij
vanuit Breda ik laat nu even in het midden hoe
dat zal gebeuren een belangrijke rol zullen
gaan vervullen.
Tenslotte de vrouwen bij de politieIn begin
sel is tegen het aantrekken van vrouwen voor de
politie nooit bezwaar gemaakt men moet overi
gens altijd wat voorzichtig zijn met beginseluit
spraken over dit soort kwesties en als de heer
Oomen mij nu vraagt of ik dit zou toejuichen ant
woord ik daarop: jazeker'. Daaraan mag u mij best
houden, om allerlei redenen zou ik het aantrekken
van meer vrouwen voor de politie inderdaad toe
juichen; de redenen die ik daarvoor kan aanvoeren
zal ik nu maar niet verder uitwerken. Ik maak
hierbij echter toch de kanttekening dat de dienst
commissie bij de politie over vrouwen bij de poli
tie en de consequenties dat dat zou kunnen hebben
een aantal opmerkingen heeft gemaakt. Daarop wil
ik nu niet verder ingaan
De heer OOMEN: Waarschijnlijk dezelfde opmer
kingen als tien jaar geleden in Den Haag werden
gemaakt
De VOORZITTER: Dat neemt niet weg dat ze ge
maakt zijn.
De heer OOMEN: Wij maken het beleid, dat doen
de politieambtenaren niet.
De VOORZITTER: Ja, let wel