14 FEBRUARI 1980 433 (Avond) komen. Er zijn mijns inziens genoeg signalen voor de wethouder om in dezen op het beleidsplan voor uit te lopen. Ik kom bij mijn op één na laatste punt. De VOORZITTER: U maakt ruim gebruik van de tijd, mijnheer Garritsen. De heer GARRITSEN: Ik zal proberen het kort te maken, maar ik meen dat ik bij een aantal pun ten geen gebruik van mijn spreektijd heb gemaakt. De VOORZITTER: Natuurlijk, ik zeg het alleen maar even. De heer GARRITSEN: Ik vind het een goede zaak dat er op de begroting een bedrag voor ontwikke lingshulp is uitgetrokken. Gezien de opstelling van de politieke partij die ik hier vertegenwoor dig, denk ik dat het niet zozeer een zaak is van ergens geld naartoe brengen. Mijns inziens moeten wij de uitbuitingssituatie binnen onze westelijke economie bloot leggen, omdat de afhankelijkheid van de ontwikkelingslanden te groot is. Dit houdt in dat ontwikkelingshulp de zaak ter plaatse moet bloot leggen en dat wij de gelden moeten aanwenden om dit systeem aan de kaak te stellen. Ik denk dat wij in dezen andere acties zullen moeten voeren, dan bijvoorbeeld het Mandata-project, waarmee hoe goed bedoeld ook de zaken niet wezenlijk worden aangepakt. Laten wij liever eens allerlei relaties van multi-nationale ondernemingen met on derdrukte landen aanpakken, waarbij ik dan met na me denk aan een Shell-boycot in de richting van Zuid-Afrika. Ik weet wel dat deze aangelegenheid niet alleen vanuit Nederland is op te lossen, maar er zijn ook in een groter verband aanzetten gege ven om deze kwestie ter discussie te stellen. Het zou goed zijn dit punt en mogelijk ook andere pun ten in de commissie aan de orde te stellen en ik meen dat wij het geld voor ontwikkelingshulp tegen deze achtergrond zullen moeten besteden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 433