14 FEBRUARI 1980 435
(Avond)
te heropenen, maar het is de heer Hendriksen ook
bekend dat zowel in de commissie als in het colle
ge maandenlang is gediscussieerd over het punt dat
ik zoeven heb aangeroerd en dat de wethouders van
zijn partij daarbij het door mij zojuist naar vo
ren gebrachte standpunt deelden.
Wethouder PAULUSSEN: Mevrouw Den Ouden, de
heer Garritsen en de heer Hendriksen hebben over
de post ontwikkelingssamenwerking gesproken. Ik
blijf erbij dat het college 50.000,-- heeft ge
reserveerd voor ontwikkelingssamenwerking zoals
bedoeld in het programakkoord. Ik heb vanmiddag in
de richting van de fractievoorzitter van het
C.D.A. de bereidheid van het college uitgesproken
om in de commissie sociale zaken daarover te spre
ken en na te gaan in welke richting de besteding
zou moeten plaatsvinden, welke criteria wij daar
bij zouden moeten hanteren en welke clubs wij
zouden kunnen inhuren om dat namens ons te doen.
Wij kunnen dan tegen elkaar zeggen wat wij te zeg
gen hebben, waarbij de opvatting van de heer Gar
ritsen blijkbaar lijnrecht tegenover die van me
vrouw Den Ouden staat. Ik meen dat de commissie
het politieke forum is om daarover met elkaar van
gedachten te wisselen. Het college is overigens
wel van mening dat ook de gemeente hier duidelijk
een taak heeft, anders zouden wij geen 50.000,
in deze post hebben gereserveerd.
De heren Garritsen en Hendriksen hebben het
over het knelpuntengeld gehad. Volgens afspraak is
de ingediende motie momenteel niet aan de orde. Ik
wil heel sober op de gemaakte opmerkingen reageren
en constateren dat er bij verschillende groepen en
partijen in ieder geval grote onduidelijkheid be
staat over het karakter en de intentie van het
knelpuntengeld. Als daarover via deze motie duide
lijkheid wordt gevraagd, zal ik die zaak in het
college verdedigen omdat ik ook vanuit de coördi
natie welzijnsbeleid grote behoefte aan duidelijk
heid heb.