14 FEBRUARI 1980 447 (Avond) ik denk dat die acties gericht, vanuit een stuk be trokkenheid moeten worden gevoerd. Ik zou gaarne de visie van de wethouder hierop vernemen. Door gaan op de ingeslagen weg betekent mijns inziens dat wij steeds weer voor voldongen feiten worden gesteld. Over het vliegveld Seppe heb ik in het verle den al eens vragen gesteld en die vragen zijn be antwoord. Ik zou toch nog eens willen vragen welke belangen de gemeente nu nog ziet om in het vlieg veld Seppe deel te nemen. Er is gezegd dat het voor Breda van belang kan zijn en dat het een po sitieve vestigingsfactor is. Ik neem aan dat deze punten niet voor niets zijn genoemd, maar kan de wethouder mij zeggen hoe die belangen nu precies liggen? Levert het concreet iets op of levert het echt niets op? Dat laatste denk ik namelijk. Ook meen ik dat de milieu-overlast die het vliegveld geeft doorslaggevend is en dat wij op grond daar van onze deelname zullen moeten beëindigen. Het college had toegezegd dat er op zou wor den aangedrongen de overlast van het vliegveld te beperken. Ik neem aan dat de wethouder regelmatig de vergaderingen bezoekt en ons kan meedelen welke inbreng hij heeft geleverd om de zaak, zoals in de brief is gesteld, concreet aan te pakken. Wethouder SANDBERG: Beginnend met de beant woording van de heer Van Banning geloof ik inder daad dat het verwachtingspatroon, zoals wij dat gedurende een aantal jaren met elkaar hebben opge bouwd, gebaseerd was op de nota regionaal sociaal- economisch beleid 1977-1980. Daarin stond in eer ste instantie heel nadrukkelijk dat geef ik toe dat het noorden en het zuiden des lands priori teit kregen, maar dat in het licht van de ontwik kelingen ook Twente en delen van Noord-Brabant bij zondere aandacht zouden krijgen. Op grond daarvan hebben we met elkaar een verwachtingspatroon opge bouwd waarvan we nu gewoon moeten constateren dat het niet wordt ingevuld. Met het oog op de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 447