448 14 FEBRUARI 1980 (Avond) perspectieven in het noorden des lands en het re gionaal beleid van Limburg moeten wij met elkaar constateren dat zeker voor West-Brabant, maar ei genlijk voor de gehele provincie Noord-Brabant geen sprake kan zijn van een relatieve ondersteu ning van het rijksbeleid. Dat is niet alleen bij zonder jammer maar mijns inziens ook een zaak waar in wij niet moeten berusten. Het wordt eigenlijk afgedaan met de stellingname dat Breda op dit mo ment met zijn gemiddeld 5 werkloosheid die nadrukkelijk alleen op mannen betrekking heeft geen probleemgebied is en derhalve niet voor enige ondersteuning van het rijk in aanmerking komt. Ik vind dat een bijzonder negatieve benadering, want kennelijk moet je in Nederland eerst een probleem gebied zijn voordat je wordt geholpen. Het is mijns inziens van uitermate groot belang, juist in het kader van de taakstelling die Breda heeft als groeistad en gezien de functie die Breda in het kader van de verstedelijkingsnota heeft, dat wij preventief te werk gaan en niet gaan zitten af wachten totdat Breda inderdaad een probleemgebied is geworden. Vandaar dat er kortgeleden een gesprek met de provincie en met de gedeputeerde heeft plaatsgevonden om met elkaar na te gaan welke we gen er moeten openstaan en op welke wijze wij ge zamenlijk het rijk moeten gaan benaderen, omdat een brief of een bezoek van lokaal bestuur aan het rijk altijd ondergeschikt is wanneer het wordt aan gevoerd door de portefeuillehouder van gedeputeer de staten. De heer Van Banning stelt terecht dat de in vulling van de terreinbehoefte niet louter uit cijfermatige gegevens valt af te leiden, maar dat er inderdaad sprake is van een levensbehoefte voor een hele serie Bredase bedrijven. Tot dusverre zijn de bedrijfsterreinen inderdaad voor ruim 48 aan Bredase bedrijven uitgegeven. Als wij in die behoefte op korte termijn niet meer kunnen voor zien, betekent dat dat wij Bredase bedrijven, die ofwel op grond van bepaalde hinder-motieven uit

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 448