14 FEBRUARI 1980 451
(Avond)
zozeer om financiële problemen noch om ideeën over
de verre toekomst, maar om de vraag op welke wijze
wij actieve steun van het rijk kunnen krijgen om
voldoende werkgelegenheid te kunnen realiseren.
De heer GARRITSEN: Is het niet essentieel dat
wij invloed hebben op de investeringen van de be
drijven? Wij kunnen wel prachtige voorwaarden
scheppen, maar als de bedrijven zich daar niet aan
houden staan we machteloos. Mijns inziens moeten
we met name daarop greep hebben.
Wethouder SANDBERG: Ik denk dat wij daar als
lokale overheid géén greep op moeten hebben. Wij
missen het inzicht en de mogelijkheden om dit
überhaupt te kunnen beoordelen. Wij hebben hier
ook geen organisatie die marktverkenningen kan re
aliseren. De heer Garritsen doelt op het sociaal
statuut en in dit verband wil ik hem er op wijzen
dat zo'n sociaal statuut geen enkele invloed heeft
op reeds gevestigde bedrijven. Invoering ervan is
zelfs voor nieuwe bedrijven vanuit de optiek van
het college vastgelegd in het akkoord tussen
drie partijen ongewenst wanneer Breda daarmee
in een uitzonderingspositie wordt gebracht, waar
door het nog moeilijker gaat worden hier werkgele
genheid naartoe te halen. Op zichzelf denk ik dat
wij met elkaar helemaal niet zoveel problemen zou
den hebben met een sociaal statuut, mits dat een
landelijk sociaal statuut zou zijn en er geen spra
ke zou zijn van concurrentie-vervalsende vesti
gingsfactoren tussen Breda en de omliggende regio
c.q. andere gebieden.
Wat betreft het "onder druk zetten van de re
gering" heb ik een enigszins andere terminologie
gebruikt. Ik denk aan een regelmatig overleg waar
bij wij er bij voortduring op hameren dat Breda
geen probleemgebied moet worden alvorens steun te
krijgen en dat wij met veel minder steun met el
kaar kunnen voorkómen dat Breda een probleemgebied
wordt. Daar zijn mijn activiteiten uitdrukkelijk