14 FEBRUARI 1980 465 (Avond) gezegd dat wij als wijconstaterend dat de behoef te er is, gemeenschappelijk als raad een oplossing zouden willen vinden, onze mogelijkheden zullen moeten zoeken in de richting van een gedifferenti eerd pakket om überhaupt iets op het gebied van de sociale woningbouw te kunnen doen. Mevrouw MUNTJEWERFF-VAN DEN HUL: Dat is dan een stelling die ik wil bestrijden. Op een gegeven moment moet je dan woningen bouwen waar je geen behoefte aan hebt om die sociale woningbouw moge lijk te maken. Ik zou graag van de wethouder ver nemen of dit punt in het groeistedenoverleg aan de orde is. Wij moeten bij de minister zijn De heer TEN WOLDE: Dat is nu juist hetgeen ik bedoel. Wij staan weer als één van de vele gemeen ten bij de minister te wachten en er gebeurt niets. In de tussentijd blijven de plannen liggen, want er is geen subsidiëringsgrondslag. Daarom vraag ik of wij niet als raad pas op de plaats moeten maken en of wij niet moeten proberen onze eigen boontjes te doppen. Ik meen dat wij dat met onze beperkte middelen moeten doen, opdat er überhaupt iets van de grond komt in plaats van helemaal niets. Mevrouw MUNTJEWERFF-VAN DEN HUL: Nogmaals, het verhaal van de heer Ten Wolde leidt de aandacht af van de werkelijke oorzaken. Het is gewoon een feit dat de rijksfinanciering tekort schiet en ik weet daar echt geen ander antwoord op, want zo is het nu eenmaal. Vervolgens kom ik bij het instandhouden van de voorraad. Er zijn veel klachten over de afhan deling van onderhoudsklachten met betrekking tot gemeentewoningen en over de uitvoering van renova ties en groot-onderhoudsbeurten. Mevrouw Van Rooij heeft al gerefereerd aan de gesprekken die wij in de commissie openbare werken met de opzichters hebben gehad. Wij achten deze gesprekken van be lang en wij hopen dat ze zullen worden voortgezet.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 465