482 14 FEBRUARI 1980 (Avond) doen die verder reikt dan de 4 jaar waar we over spreken of als een structureel bedrag over 4 jaar van 400.000,per jaar. Dit laatste zou op bijna 3/10 van onze begroting neerkomen. Tot slot nog een opmerking over het bonnen systeem. Er wordt hier de indruk gewekt alsof wij daar eenzijdig over zouden kunnen beschikken, maar dat zou hoogstens kunnen gebeuren over dat gedeel te dat wij als gemeente financieren. Wat betreft de onderbouwing van de 3.000,die het rijk uitkeert is het een voorwaarde van de bijdragere geling dat het genoemde bonnensysteem daadwerke lijk wordt gehanteerd. Menselijk gesproken lijkt het mij fatsoenlijk om dat ook te doen, want aan wie anders in deze gemeente geven wij gelden om die wel te besteden maar niet qua bestemming te onderbouwen? Ik vind dat hier niet de indruk moet worden gewekt alsof wij hierover eenzijdig zouden kunnen beslissen. Ik heb mij er opnieuw over verbaasd dat de P.v.d.A.-fractie, ondanks de informatie die zij uit het college heeft, deze zaken zo "één, twee, drie" aanpakt, want wij hebben de indruk dat met name het uitstel van de behandeling van de moties voortvloeit uit een soort achterhoedegevecht dat de fractie van de P.v.d.A. hier vanavond heel dui delijk ten toon heeft gespreid. Ik maak deze op merking met het oog op de discussie die in maart a.s. gaat plaatsvinden. Mevrouw MUNTJEWERFF-VAN DEN HUL: Wil de heer Ten Wolde dat "achterhoedegevecht" wat toelichten? De heer TEN WOLDE: Ik heb die indruk uit het geheel gekregen en ik denk ook dat het college, als de behandeling nu had plaatsgevonden, snel over eenstemming zou kunnen hebben bereikt, zodat wij de moties dan misschien wél vanavond hadden kunnen behandelen Mevrouw MUNTJEWERFF-VAN DEN HUL: In de maand

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 482