14 FEBRUARI 1980 495 (Avond) hebben we in Breda nog niet. De heren Van Duij1 en Garritsen hebben over het woningbedrijf B gesproken. Ik denk dat wij niet te snel onder druk van emoties of van politieke wil moeten zeggen dat we het anders gaan doen. Het woningbedrijf B is een problematisch geheel, maar voordat men zegt dat er niet verkocht en niet ge sloopt mag worden, moet men toch eerst om zich heen kijken en zich afvragen waar we over praten. De Ceresstraat is dan natuurlijk een heel slecht voorbeeld. Er zijn nu eenmaal panden in het wo ningbedrijf B die bouwkundig gezien bijzonder slecht zijn: het karkas is versleten en er is geen redden meer aan. Ik vind dat men in dat geval reëel moet zijn en niet "coüte que coüte" moet gaan vertimmeren, want dat kunnen kosten op het sterfhuis zijn. Toch zou het mogelijk zijn de pan den in bepaalde gevallen langer in stand te houden, maar wij moeten dan wel precies weten wat we met het geld doen. Op dat soort zaken, met name het wellicht tijdelijk instandhouden van een aantal panden in het woningbedrijf B en het tegen onver antwoord hoge kosten opknappen van panden die het in feite niet meer waard zijn, willen wij bij de besteding van de post volkshuisvesting nadrukke lijk in commissie en raad terugkomen. Ik heb u vanmiddag al gezegd dat wij ten aanzien van het hele gebeuren rond de stelpost volkshuisvesting ook denken aan een besteding te bespreken met de commissie in de richting van het woningbe drijf B. De heer GARRITSEN: Kunt u de toezegging doen dat er, voordat er weer verkoop van woningen uit het woningbedrijf B plaatsvindt, een integrale discussie over een en ander in de gemeenteraad aan de orde komt? Wethouder VAN DUN: Die toezegging komt mij niet over de lippen. Als wij alles breed maat schappelijk gefundeerd willen bediscussiëren en

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 495